Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2013 nr. 4

Scheepstransport van CO2 voor permanente opslagoffshore. Veiligheid van schepen en aansprakelijkheid voor schade door uitstroom van gevaarlijke stoffen

mr. H.D. Boekholt*

In dit artikel wordt bekeken in hoeverre veiligheid en aansprakelijkheid inzake scheepstransport van CO2 op dit moment geregeld zijn in verdragen en in onze na­tionale wetgeving. Daarbij wordt een vergelijking ge­maakt met het transport van twee stoffen die al wel op grote schaal per schip vervoerd worden en die ook scha­de kunnen veroorzaken in geval van uitstroom: olie en vloeibaar gemaakt aardgas (LNG). 4.3.2 De LC50-waarde De LC50-waarde van CO2 is de concentratie van CO2

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

in lucht die 50% van de testdieren doodt in een gegeven periode. In het geval van de RVGZ is daarbij gekozen voor ratten in een periode van één uur, maar andere instanties gaan bijvoor­beeld uit van muizen die blootgesteld worden voor een pe­riode van vier uur. Er is dan ook geen eenduidige lijst met LC50-waarden te geven waar men het wereldwijd over eens is, wat betekent dat we op een andere manier moeten vast­stellen of CO2 in categorie (a) of (c) van Bijlage 2 RVGZ valt. Volgens de metingen vanaf het observatorium boven­op de vulkaan Mauna Loa op Hawaii, dat al sinds 1958 het CO2-gehalte in de atmosfeer meet, bevat de buitenlucht op dit moment gemiddeld 400 deeltjes CO2 per miljoen (400 ppm).94 Binnenshuis worden mensen geregeld blootgesteld aan een gehalte van 1000 of meer deeltjes CO2 per miljoen. Zo is de maximale toegestane CO2-concentratie in een wer­komgeving in Nederland al 5000 ppm, dus alles onder de 1000 ppm (LC50 < 103 ppm) zal sowieso geen enkel dode­lijk effect hebben op ratten.95 Categorie (a) van bijlage 2 van de RVGZ valt daarmee ook af. Het valt echter wel te bear­gumenteren dat blootstelling aan een luchtmengsel dat bijna 500.000 deeltjes CO2 per miljoen (LC50 < 5 . 105 ppm) be­vat – en dus voor bijna 50% uit CO2 bestaat – ruim voldoen­de zal zijn om de helft van een groep ratten binnen een uur te doden. Zo blijkt volgens het Amerikaanse National Insti­tute for Occupational Safety and Health uit onderzoek dat een concentratie van 100.000 ppm CO2 in lucht onmiddellijk levensgevaar oplevert voor mensen, en dat een blootstelling aan 100.000 ppm mensen al binnen een paar minuten het be­wustzijn kan doen verliezen.96 Dat een concentratie die bijna vijf keer zo hoog is voldoende zal zijn om de helft van een rattenpopulatie binnen een uur te laten sterven, mag hieruit worden afgeleid. Dit wordt gestaafd door onderzoeken die aangeven dat acute blootstelling aan lucht met een gehalte van minder dan 300.000 ppm CO2 al dodelijk is voor zoog­dieren.97 4.3.3 Onbedoelde juridische barrière? Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat CO2 zou kunnen vallen in categorie (c) van bijlage 2 van de RVGZ en derhalve wettelijk gezien niet zou mogen worden ver­voerd op de vaarwegen tussen de betreffende Nederland­se havens en de zee. Aangezien de wetgever alleen de in­tentie lijkt te hebben gehad om het transport te verbieden van stoffen die zeer gevaarlijk zijn in geval van uitstroom, lijkt deze uitkomst een onbedoelde te zijn. Hoewel CO2 wel­iswaar een verstikkende werking kan hebben doordat het zuurstof verdrijft, is het geenszins zo gevaarlijk als de stof­fen die expliciet in bijlage 2 worden verboden voor scheep­stransport, zoals chloor en fosgeen. De toelichting op de RVGZ biedt geen verklaring voor de gekozen categorise­ring. De oude versie van de RVGZ kende alleen een lijst van stoffen die niet vervoerd mochten worden, maar geen crite­ria. Het lijkt erop dat de wetgever heeft gepoogd om de cri­teria zo op te stellen dat daarmee alle zeer giftige gassen van categorie GT4 en GT5, zoals vastgelegd in een tabel in de Systematiek voor indeling van stoffen ten behoeve van risi­co-berekeningen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (ver­der: de Systematiek), worden gevangen.98 De drie categorie­ën van bijlage 2 van de RVGZ zijn vastgesteld op basis van die tabel. De wetgever lijkt echter de fout in te zijn gegaan bij het overzetten van de LC50-waarden; de tabel in de Syste­matiek geeft namelijk een LC50-waarde van 50.000 ppm (5 . 104) als bovengrens voor toxische gassen, en niet de door de wetgever in de RVGZ vastgelegde 500.000 ppm (5 . 105).99 Bovendien vallen CO2in gasvorm en CO2 in vloeibare vorm volgens de Systematiek expliciet niet in de beoogde catego­rie GT4 of GT5 van de bijlage bij dat document, maar in ca­tegorie GNR, wat staat voor ‘Gas Niet Relevant’.100 Het lijkt er dus op dat de Nederlandse wetgever per ongeluk een juri­dische barrière voor het scheepstransport van CO2 zou kun­nen hebben opgeworpen door op incorrecte wijze criteria toe te voegen aan bijlage 2 van de RVGZ. Ongeacht hoe de huidige wetgeving tot stand is gekomen, feit is dat hierin op dit moment een juridische barrière lijkt te bestaan die het grootschalige scheepstransport van afge­vangen CO2 vanuit de haven van, bijvoorbeeld, Rotterdam naar een opslaglocatie onder de Noordzee kan dwarsbo­men.101 Zoals we eerder hebben vastgesteld heeft de Mi­nister van Infrastructuur en Milieu onder de WVGS ech­ter de mogelijkheid om af te wijken van verboden die bij of krachtens deze wet zijn ingesteld.102 Het verbod van bijla­ge 2 van de RVGZ is krachtens de WVGS ingesteld en dus kan de Minister onder deze wet een uitzondering maken door scheepstransport van CO2 in individuele gevallen toe te staan. Het lijkt echter voor de hand liggend dat de RVGZ wordt aangepast om het scheepstransport van CO2 structu­reel mogelijk te maken, omdat het niet de bedoeling van de wetgever lijkt te zijn geweest om het te verbieden. 5. Conclusie Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Dit gezegde weerspiegelt tot op zekere hoogte de internationale regel­gevende historie van het grootschalig scheepstransport van olie. Voor het scheepstransport van CO2 hoeft dit echter niet het geval te zijn. Het internationale juridische kader voor de veiligheid van gastankschepen bestaat al in de vorm van het SOLAS-Verdrag en de IGC-Code. Beide lijken niet te hoe­ven worden aangepast om veilig grootschalig CO2-transport te helpen garanderen. De regeling van de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van CO2-incidenten op zee is echter een ander verhaal. Ja, er ligt een juridisch kader klaar in de vorm van het HNS-Verdrag, maar dit is nog niet in werking getreden door een gebrek aan ratificaties. En zelfs wanneer het in werking zal zijn getreden, is de werkingssfeer ervan beperkt tot de soorten geleden schade en de maritieme zo­nes waar het op van toepassing is. Zo is het probleem van de aansprakelijkheid voor klimaatschade die voortvloeit uit een uitstroom van CO2 tijdens het scheepstransport niet ge­regeld. Aanpassing van de relevante Europese regelgeving lijkt hiervoor onontkoombaar. Daarnaast hebben we gezien dat er in het HNS-Verdrag een potentieel zeer grote kosten­post schuilt voor de partijen die CO2 permanent gaan op­slaan in geologische formaties onder de zee en dit krijgen aangeleverd per schip. Zij zullen worden gekwalificeerd als ontvangers in de zin van het HNS-Verdrag en zullen hun daaruit voortkomende financiële verplichtingen aan het HNS-Fonds niet kunnen overdragen aan een andere partij. Omdat CO2 bovendien onder de algemene rekening van dat Fonds valt en niet – zoals bijvoorbeeld LNG – onder een aparte rekening, bestaat de kans dat deze bijdrage wordt ge­bruikt voor de vergoeding van schade veroorzaakt door an­dere gevaarlijke stoffen dan CO2 die ook onder dekking van die algemene rekening vallen. Verder hebben we kun­nen vaststellen dat de bestaande nationale wetgeving in de vorm van de RVGZ een potentiële barrière opwerpt, omdat de bijlage zo geïnterpreteerd kan worden dat het scheeps­transport van vloeibaar gemaakt CO2 tussen de Nederland­se havens en de zee verboden is. Er moet al met al dus nog een en ander gebeuren voordat er sprake is van een volle­dig functionerend juridisch kader voor grootschalig scheep­stransport van CO2. Aangezien dit transport naar alle waar­schijnlijkheid echter ook nog enkele jaren op zich zal laten wachten,103 zal dit feit nochtans niet tot zeer grote proble­men leiden. En als op een gegeven moment blijkt dat het in werking getreden HNS-systeem financieel niet houdbaar is voor grootschalig scheepstransport van CO2 voor perma­nente opslag, kan er voor potentiële oplossingen nog wor­den gekeken naar de olietransportsector. Die heeft immers middels STOPIA 2006 en TOPIA 2006 met succes zelf het initiatief genomen om tot een eerlijkere verdeling van de kosten te komen tussen de belanghebbende partijen.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
mr. H.D. Boekholt*
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:NTE/10792

Verder in 2013 nr.4

 Voorwoord

De bijdragen in deze aflevering hebben gemeen dat zij exotischer onderwerpen hebben dan gebruikelijk. Een uitzondering daarop vormt de jaaranalyse 2012 van de bestuursrechtspraak over beslui­ten ...

 Scheepstransport van CO2 voor permanente opslagoffshore. Veiligheid van schepen en aansprakelijkheid voor schade door uitstroom van gevaarlijke stoffen

In dit artikel wordt bekeken in hoeverre veiligheid en aansprakelijkheid inzake scheepstransport van CO2 op dit moment geregeld zijn in verdragen en in onze na­tionale wetgeving. Daarbij wordt een ...

 Bestuursrechtspraak NMa-besluiten Energierecht, jaaranalyse 2012

2012, het laatste jaar voordat de NMa is opgegaan in de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM), was een rijk jaar voor de bestuursrechtspraak energie.1 In deze bijdrage wordt voor de eenvoud n...

 Storende regelgeving? Regeling radarverstoring door windturbines in ruimtelijke plannen nader bekeken

Met de wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelij­ke ordening (hierna: Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Rarro), per 1 oktober 2012, is een ...

 ‘Het nieuwe EU investerings­beschermingsbeleiden de impact daarvan op ECT Arbitrages’ Verslag NeVER jaarvergadering 8 juni 2013

Op 18 juni 2013 vond op het kantoor van Loyens & Loeff in Amsterdam de jaarvergadering van de NeVER plaats. Nadat het huishoudelijke gedeelte was afgewik­keld werd een lezing gegeven door Dr. Jur. ...

 Actualiteiten en signaleringen

Rapporten en overige publicaties In deze rubriek worden jaarverslagen, rapporten en overi­ge publicaties besproken die inzicht bieden in de energiesec­tor c.q. de ontwikkelingen van het energierec...