Drie leemten in de implementatie van Europese medezeggenschapsregels: wetgever kom in actie
dr. J.R. Popma en mr. I. Zaal*
Het Nederlandse stelsel van medezeggenschap kan worden
gezien als één een van de sterkste systemen in Europa.
Nederlandse werknemers(vertegenwoordigers) hebben zowel
in de onderneming als in de vennootschap sterke bevoegdheden.
Daarnaast komt er – zeker de laatste decennia
– steeds meer medezeggenschapsrecht uit Europa. Voorbeelden
zijn: de Richtlijn informatie en raadpleging, de Richtlijn
medezeggenschap bij Europese vennootschappen en de
Richtlijn inzake Europese ondernemingsraden.
Ook richtlijnen die op andere aspecten van het arbeidsrecht
zien, bevatten soms
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
bepalingen inzake medezeggenschap.
Voorbeelden daarvan zijn de Richtlijn overgang van onderneming
en de Kaderrichtlijn inzake veiligheid en gezondheid
op het werk. Bij de implementatie van deze Europese
regelgeving verwijst de Nederlandse regering vaak naar
het bestaande systeem van medezeggenschap. Het Nederlandse
stelsel van medezeggenschap regelt het onderwerp
al voldoende zodat implementatie niet nodig is, of is reeds
zo sterk dat de implementatie van bepaalde onderdelen achterwege
kan blijven. Dit is niet altijd terecht, blijkt onder
meer uit recente jurisprudentie van het Hof van Justitie ten
aanzien van de Richtlijn grensoverschrijdende fusies (hierna
Richtlijn-GF). Tot eenzelfde conclusie kwam recent ook
Femke Laagland in haar op 3 december verdedigde proefschrift
over de rol van werknemers(vertegenwoordigers) bij
een grensoverschrijdende fusie. Op het gebied van overgang
van ondernemingen overwoog de Kantonrechter Utrecht in
2012 dat het aan de wetgever is om art. 6 van de Richtlijn
overgang van ondernemingen (hierna Richtlijn-OVO) alsnog
te implementeren.
Deze recente ontwikkelingen waren voor ons aanleiding te
onderzoeken of wellicht ook op andere terreinen sprake is
van leemten in de implementatie van Europese medezeggenschapsregels.
Naast de genoemde Richtlijnen hebben wij onderzocht
of wellicht ook de Arbeidstijdenrichtlijn 2003/88/
EG en de Kaderrichtlijn inzake veiligheid en gezondheid op
het werk (hierna de Kaderrichtlijn) wel goed zijn geïmplementeerd.
De implementatie van de Arbeidstijdenrichtlijn
biedt geen aanleiding voor zorg, en blijft hier verder onbesproken.
Bij de implementatie van de Kaderrichtlijn kunnen
echter wel degelijk vraagtekens worden gezet. Hieronder bespreken
we de drie genoemde richtlijnen. We beschrijven op
welke punten de Nederlandse regelgeving in strijd is met de
Europese richtlijnen en gaan in op de onderliggende overwegingen
van de regering. We geven tevens bij iedere richtlijn
aan hoe de Nederlandse regering alsnog aan haar implementatieverplichting
kan voldoen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.