Compliance Actualia
Accountantskamer (AK) berispt accountant Ernst & Young voor tekortkomingen in de controle van jaarrekening 2008 van VDM
Stefan Haagen, 12 augustus 2013 16:51
Aan de door de AFM ingediende klacht liggen twee verwijten ten grondslag. Ten eerste zou de accountant het fundamentele beginsel van integriteit hebben geschonden door een valse factuur op te maken om in schijn te voldoen aan onafhankelijkheidsregels en door misleidende of onjuiste informatie te verstrekken over de afronding van controlewerkzaamheden, de LOR (schriftelijke bevestiging van het bestuur van Van der Moolen (VDM)) en de continuïteitsveronderstelling. Ten tweede zou de accountant het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid niet in acht hebben genomen door de continuïteitsveronderstelling niet te beoordelen op de wijze zoals voorgeschreven.
Er is naar het oordeel van de AK geen reden om de klacht niet in behandeling te nemen. De klacht is tijdig ingediend, de accountant is niet in zijn verdediging geschaad en er is ook geen sprake van misbruik van tuchtrecht.
De onderdelen van de klacht die zien op het schenden van het fundamentele beginsel van integriteit worden door de AK ongegrond verklaard. Hoewel het verwijt van niet integer handelen niet aannemelijk is geworden, overweegt de AK wel dat de gang van zaken rondom de factuur geen blijk geeft van nauwgezette naleving van intern geldende procedures, weinig transparant is en aanleiding kan geven tot misverstanden. Ook bergt de handelswijze van de accountant het risico in zich dat later niet meer nagegaan kan worden over welke controle-informatie de accountant beschikte ten tijde van het afgeven van de accountantsverklaring en dus ook niet of die informatie op dat moment toereikend was. Deze handelwijze strookt niet met de door een accountant in acht te nemen deskundigheid en zorgvuldigheid.
Het onderdeel van de klacht dat ziet op de evaluatie van de continuïteitsveronderstelling wordt door de AK gegrond verklaard. De AK is van oordeel dat uit de van toepassing zijnde regelgeving voortvloeit dat de accountant in het controledossier duidelijk kenbaar maakt en vastlegt dat hij de aanvaardbaarheid van de inschatting van het bestuur van de mogelijkheid tot duurzame voortzetting van de bedrijfsactiviteiten heeft geëvalueerd en op welke gegevens hij bij die evaluatie heeft gesteund. De AK oordeelt dat de accountant de evaluatie van de continuïteitsveronderstelling niet op de wijze zoals vereist in COS 570 heeft uitgevoerd.
Gelet op het voorgaande achtte de AK in deze zaak een berisping passend en geboden. Bij het opleggen van de berisping heeft de AK laten meewegen dat nu de continuïteitsveronderstelling aan de basis ligt van elke jaarrekening, het noodzakelijk is hieraan op voorgeschreven wijze aandacht te besteden, hetgeen hier niet gebeurd is.