Europa’s spagaat: vrije mededinging versus werknemersbescherming
mr. E.F. Grosheide*
Deze bijdrage gaat over twee verschillende doelstellingen die de Europese Unie nastreeft: het waarborgen van de vrije mededinging en het bieden van een zekere sociale bescherming. Centraal staat de frictie tussen het collectieve-arbeidsovereenkomstenrecht en het mededingingsrecht. Het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten door werkgeversen werknemersorganisaties dient mede loonconcurrentie en concurrentie op andere arbeidsvoorwaarden te beperken of zelfs uit te sluiten. Werkgevers die aan een cao gebonden zijn, zullen de arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de betreffende
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
cao moeten eerbiedigen. Een werkgever kan daarom niet ingaan op het voorstel van een (beoogd) werknemer om de werkzaamheden te verrichten tegen arbeidsvoorwaarden die minder gunstig zijn dan de van toepassing zijnde cao. Wat als collectieve arbeidsovereenkomsten niet zouden bestaan? Werklozen die geconfronteerd worden met de keuze: geen werk óf werk onder ongunstigere voorwaarden dan die welke voor hun toekomstige collega’s gelden, zullen veelal voor de laatste optie kiezen. Zonder cao’s kan de situatie ontstaan dat werknemers die werkzaam zijn in hetzelfde bedrijf en die exact hetzelfde werk verrichten onderling moeten concurreren op loon en andere arbeidsvoorwaarden. Dat heeft een race to the bottom op arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming als mogelijk gevolg. Cao’s hebben derhalve een beschermende werking jegens werknemers en zorgen voor rust op de arbeidsmarkt. Het mededingingsrecht gaat uit van een heel ander principe. Het leidende idee is dat vrije mededinging leidt tot de productie van goederen en het aanbieden van diensten tegen de optimale prijs. Afspraken die de concurrentie op de markt beperken, zijn slecht voor consumenten. Consumenten betalen dan immers meer voor een product dan het op dat moment op de markt werkelijk waard is. Omdat concurrentiebeperkende afspraken daarmee de economische groei belemmeren worden ze als kwalijk beschouwd. Het samenspel tussen het mededingingsrecht en het collectieve- arbeidsovereenkomstenrecht houdt de gemoederen al enige tijd bezig. Het Hof van Justitie heeft in 1999 bepaald dat een collectieve overeenkomst die is gesloten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties niet onder het kartelverbod van art. 85 lid 1 EG-verdrag (thans art. 101 lid 1 VWEU, en vergelijk art. 6 lid 1 Mededingingswet) valt als: 1) de collectieve overeenkomst het product is van collectieve onderhandelingen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en 2) de overeenkomst rechtstreeks bijdraagt aan de verbetering van werkgelegenheids- en arbeidsvoorwaarden van werknemers.1 Deze voorwaarden zijn cumulatief. De reikwijdte van deze zogenoemde cao-exceptie is ter discussie gesteld in een civiel geding dat FNV Kunsten Informatie en Media heeft aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. Deze bijdrage bespreekt eerst het verloop van de procedures en wordt gevolgd door commentaar op de conclusie van A-G Wahl en het arrest van het Hof van Justitie.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.