Voorwoord
prof. mr. R.M.I. Lamp Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Voor u ligt een nieuw nummer van Sanctierecht en Onderneming. De inhoud van dit nummer illustreert de brede reikwijdte van het economisch sanctierecht. Tegelijk toont het aan dat er binnen dit rechtsgebied belangrijke overkoepelende thema's bestaan. Ik zou drie willen benoemen.
Ten eerste de effectiviteit van toezicht en handhaving. Dit thema komt aan de orde in de bijdragen van Van den Broek over de preventie van witwassen door banken en van Van Mil over nieuwe wetgeving inzake vergunningverlening, toezicht en handhaving in het omgevingsrecht. In het kader van toezicht en handhaving verwijs ik ook graag naar de rubriek Toezichthouders. Hierin zijn allereerst terug te vinden de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam van 31 juli 2015 inzake Delta Lloyd. Het belang van deze uitspraken voor de (machts)verhouding tussen AFM/DNB en de financiële sector mag niet onderschat worden. Ik verwijs daarnaast ook graag naar de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 4 juni 2015 waar de rechtbank concludeert dat de AFM bepaalde gegevens heeft verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelend overheidsorgaan mag worden verwacht, dat het gebruik van deze gegevens onder alle omstandigheden onrechtmatig moet worden geacht. Dit lees je niet vaak, zeker niet in een bestuursrechtelijke uitspraak. Het betrof gebruik door de AFM van fiscale inkeerinformatie voor toetsing van de betrouwbaarheid van beleidsbepalers; een onderwerp waarover je volgens mij van mening kan verschillen.
Een tweede thema dat ik wil benoemen is het verschoningsrecht en de rol van de advocaat in het economisch sanctierecht. Dit thema komt aan de orde in de bijdrage van Schmelzer en Rense. Deze bijdrage komt op een goed moment. Er is namelijk een belangrijke discussie gaande over de reikwijdte van het verschoningsrecht. Deze zou te ruim zijn en zou effectieve opsporing verhinderen. Bij witteboordencriminaliteit zijn professionele partijen, zoals advocaten en notarissen, geregeld betrokken. Deze partijen mogen zich niet verschuilen achter een verschoningsrecht dat hiervoor niet bedoeld was, aldus de lijn van het Openbaar Ministerie. Daar kan tegen ingebracht worden de vraag of de opsporing daadwerkelijk efficiënter zal worden door inbreuken op het verschoningsrecht. Voorts kan erop gewezen worden dat de roep om het verschoningsrecht te beperken precies komt op het moment dat de risico's voor betrokkenen bij economische onregelmatigheden het grootst zijn.
Het derde thema is de buitengerechtelijke afdoening in het economisch sanctierecht. Het strafrecht kent de transactie en de schikking in het kader van de ontneming; het bestuursrecht niet. En binnen het strafrecht staat het gebruik van de transactie bij financieel-economische zaken onder (politieke) druk. Hier gaat de bijdrage van Rosing over. Zij vraagt terecht aandacht voor dit onderwerp. Naar mijn oordeel zal de roep om ‘daadkrachtig’ op te treden in financieel-economische kwesties, door zaken altijd voor de rechter te brengen en niet te transigeren, leiden tot minder handhaving door gebrek aan capaciteit. Een dergelijke roep doet het in de publieke arena goed, maar is volgens mij kortzichtig.
Kortom, genoeg om over te lezen en na te denken.