Herziening Wft: klein bier?
mr. R.K. Pijpers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Recent werd de buitenwereld verrast door het nieuwsbericht ‘Inperking Regeling Beheerst Beloningsbeleid’, waarin DNB meldde dat de reikwijdte van deze regeling per 1 januari 2017 was ingeperkt. Als gevolg van deze inperking zou de regeling niet meer van toepassing zijn op verzekeraars. Verbazing alom, maar al snel volgde een rectificatie. Er was weliswaar sprake van een voornemen tot inperking, maar nog niet van definitieve besluitvorming.
Niet alleen DNB, maar ook de AFM heeft de laatste tijd enige moeite met haar interne bedrijfsvoering. Nadat beleggers waren geconfronteerd met een onbedoelde publicatie op de AFM-website van netto shortposities onder de 0,5%, kregen diverse financieel adviseurs een brief van de AFM die was geprint op briefpapier van bierbrouwer Heineken. Vervelende fouten, vooral voor de AFM, maar uiteindelijk niet meer dan klein bier.
Geen klein bier was het recent door het kabinet afgeschoten plan voor de oprichting van een ‘nationale investeringsbank’ met maar liefst 100 miljard euro in kas. Dit plan, uit de koker van onder meer Jeroen Kremers, voorzag in het onder één dak brengen van BNG Bank, NWB Bank en FMO. Samen met kleinere financierings- en garantieregelingen onder de paraplu van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, moest een dergelijke instelling volgens Kremers c.s. een belangrijke rol gaan spelen bij het stimuleren van grote private investeringen in bijvoorbeeld energietransitie en verduurzaming. ‘Dat gebeurt nu veel te versnipperd’, aldus Kremers in Binnenlands Bestuur. Het plan werd in eerste instantie enthousiast door het kabinet ontvangen, maar onlangs toch ten grave gedragen. Wat rest is de oprichting van de investeringsinstelling Invest-NL, met een kapitaal van 2,5 miljard euro en een loket waar ondernemers terecht kunnen voor risicokapitaal, garanties, exportkredietverzekeringen en internationale financieringsprogramma's. Uiteindelijk dus toch weer klein bier.
Wat geen klein bier mág worden, is de verkenning door het ministerie van Financiën van een herziening van de Wft. Deze verkenning, waarover reeds eerder in dit tijdschrift werd geschreven, heeft tot doel te onderzoeken hoe de Wft toegankelijker en toekomstbestendiger kan worden gemaakt. Een noodzakelijk onderzoek, zo is het algemene gevoelen, omdat de uiterste houdbaarheidsdatum van de Wft inmiddels ruimschoots is verstreken. Alle lof derhalve voor het initiatief van het ministerie van Financiën om deze verkenning te starten.
Verrassend is wel dat minister Dijsselbloem op voorhand heeft aangegeven dat ‘de inrichting van het toezicht … als zodanig niet ter discussie (staat) en er … terughoudend (zal) worden omgegaan met beleidsmatige aanpassingen’. Dat lijkt mij niet alleen een onmogelijke opgave, maar vooral een gemiste kans. Een herziening van de Wft is immers de gelegenheid bij uitstek om financiële ondernemingen weer te gaan reguleren als ‘normale’ ondernemingen, een vurige wens van politiek Den Haag en menig wetenschapper. Dat betekent dat de Wft moet worden beperkt tot strikt noodzakelijke implementatie van Europese richtlijnen en strikt noodzakelijke aanvullingen op het Nederlandse publieke en civiele recht. Aldus kunnen grote delen van de huidige Wft worden geschrapt of worden verplaatst naar onder meer het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht en bijvoorbeeld de Faillissementswet en de Wet handhaving consumentenbescherming. Wat daar logischerwijze op volgt, is een aanpassing van de taakverdeling tussen de verschillende toezichthouders. Anders gezegd: daar waar de hervorming van het toezicht destijds werd gevolgd door de totstandkoming van de Wft, zou de herziening van de Wft nu moeten worden gevolgd door een hervorming van het toezicht.
Om evenals Jeroen Kremers ook maar eens groots te denken: een in sectorale wetten of delen opgesplitste Wft betekent dat de huidige delen 1 tot en 4 van de Wft per sector kunnen worden samengevoegd en aanzienlijk kunnen worden uitgedund door alleen te regelen wat niet al elders is geregeld (of zou moeten worden geregeld) of wat niet strikt noodzakelijk is voor een lex specialis. Ditzelfde geldt voor deel 5 van de Wft, dat nu ook al geen functionele indeling kent, en deel 6 van de Wft, dat grotendeels is ingehaald door Europese regelgeving en toezicht. Qua toezicht betekent dit dat de taken van DNB en AFM dienovereenkomstig worden herverdeeld, waarbij het prudentiële en het gedragstoezicht – voor zover niet door de ECB en/of de ACM uitgevoerd – weer bij DNB wordt geconcentreerd. De AFM kan zich dan focussen op het toezicht op de kwaliteit van de verslaggeving en de accountancy, alsmede – voor zover niet door ESMA uitgevoerd of publiekrechtelijk dan wel civielrechtelijk geregeld en gewaarborgd – op het toezicht op kapitaalmarkten. Resteert de regelgeving en het toezicht op integriteit, dat nu versnipperd is over zowel verschillende wetten als verschillende toezichthouders. Daarvoor zou één wet en één toezichthouder de oplossing zijn.
Het is slechts een grove schets, maar ook de herziening van de Wft verwordt tot klein bier als die wordt beperkt tot alleen de regelgeving sec, met slechts minimale aanpassingen om rekening te houden met financiële innovaties en andere toekomstige ontwikkelingen.