Faillissementsaanvraag kwalificeert als kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van art. 2:248 BW - Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 19 september 2017 ( ECLI:NL:GHSHE:2017:4030 )
mr. L. Krieckaert1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
In het hier te bespreken arrest oordeelt het gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur ex art. 2:248 BW wegens het indienen van (en persisteren bij) een eigen aangifte tot faillietverklaring. Het betreft daarmee een atypische casus. In ‘normale’ casussen staan feiten en omstandigheden van voor de faillietverklaring centraal en niet (ook) de als gevolg daarvan ingediende faillissementsaanvraag. Daarnaast oordeelt het gerechtshof ten overvloede dat de bestuurder van het kennelijk onbehoorlijk bestuur een ernstig verwijt kan worden gemaakt, hetgeen voor aansprakelijkheid op grond van art. 2:248 BW geen vereiste is. Dat lijkt echter ‘slechts’ een verschrijving te zijn van het gerechtshof.
2. Feiten
De feitenweergave van het arrest is vanwege anonimisering wat lastig te lezen, maar ik leid daaruit het volgende af.
De vennootschap in kwestie richtte zich op de ontwikkeling, productie en verkoop van onbemande ...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.