College van Beroep voor het bedrijfsleven start landbouwproject
mr. H.A. Verbakel – van Bommel Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Op 1 februari jl. heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven via een persbericht medegedeeld dat zij van start is gegaan met het landbouwproject. In 2018 zullen in dit project 500 landbouwzaken worden afgedaan. Het CBb krijgt hiervoor bijstand van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en enkele andere gerechten.
Voor dit project is gekozen in verband met de grote instroom van landbouwzaken bij het CBb. In 2015 werd in Nederland het stelsel van betalingsrechten geïntroduceerd (Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB). Landbouwers konden in 2015 een aanvraag indienen voor toekenning en uitbetaling van deze rechten. Het spreekt voor zich dat als de rechten worden toegekend vervolgens jaarlijks een aanvraag tot uitbetaling van deze rechten wordt ingediend.
Veel besluiten omtrent toekenning van de (initiële) betalingsrechten zijn in 2015 door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) genomen. Als tegen dergelijke besluiten bezwaar is aangetekend, heeft veelal uitspraak op bezwaar in 2016 plaatsgevonden.
Nog dagelijks worden uitspraken gepubliceerd van het CBb die betrekking hebben op procedures waar in 2016 beroep is aangetekend tegen uitspraken op bezwaar. In de volgende uitgave van dit tijdschrift zullen we overigens een aantal (principiële) uitspraken van het CBb publiceren.
Het is jammer dat er veel tijd verstrijkt tussen het nemen van het besluit op de aanvraag tot toekenning van de betalingsrechten c.q. rechtstreekse betalingen (en/of uitbetaling daarvan) en de uitspraak van het CBb. Het betreft namelijk regelmatig principiële zaken waarover het CBb zijn licht moet laten schijnen. Denk hierbij onder andere aan de uitspraak van het CBb van 11 juli 2017 over de vraag wanneer natuurterrein al dan niet subsidiabel is. Deze uitspraak is gepubliceerd in dit tijdschrift en geannoteerd door prof. mr. D.W. Bruil (TvAR 2017, 5897). In art. 2.10, tweede lid onder a, van de Uitvoeringsregeling is bepaald dat de typering die provincies vaststellen in hun natuurbeheerplan bepaalt of sprake is van een subsidiabele oppervlakte grond of niet. Kort samengevat heeft het CBb in deze zaak echter geoordeeld dat het natuurbeheerplan een ongeschikt middel vormt om te bepalen of landbouwareaal overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt. Art. 2.10, tweede lid onder a, van de Uitvoeringsregeling kan dan ook volgens het CBb de toets aan het verbod van willekeur niet doorstaan en is om die reden onverbindend.
Alle ingediende aanvragen om toekenning en uitbetaling van betalingsrechten op grond van natuurterreinen in de jaren 2015, 2016 en 2017 zijn beoordeeld op basis van genoemd art. 2.10 en het toepasselijke provinciale Natuurbeheerplan. Achteraf dus onterecht. Naar aanleiding van de uitspraak van het CBb heeft RVO onlangs medegedeeld dat vergelijkbare zaken die onherroepelijk zijn geworden niet worden ‘opengebroken’. Dit kan erg zuur zijn voor de betrokken landbouwers. Zeker omdat RVO landbouwers begin 2017 er schriftelijk (!) op heeft gewezen dat als zij natuurterreinen, die op basis van een het Provinciale Natuurbeheerplan een niet-subsidiabele code hadden, tóch zouden opgeven als subsidiabele landbouwgrond, dit kortingen (sancties) teweeg zou brengen. Achteraf beschouwd is het dus mogelijk dat de desbetreffende gronden op basis van het natuurbeheerplan een niet subsidiabele code hadden, maar feitelijk wél overwegend voor de landbouw werden gebruikt en dus als subsidiabel kunnen worden aangemerkt. Als men echter gehoor heeft gegeven aan de waarschuwing van RVO om voor deze percelen géén subsidie aan te vragen, is het besluit dienaangaande onherroepelijk geworden en vist men achter het net.
Als sneller duidelijkheid was gekomen over de (on)verbindendheid van art. 2.10, tweede lid onder a, van de Uitvoeringsregeling was het wellicht niet zo ver gekomen. Het is dan ook positief voor de rechtszekerheid, en dus voor alle betrokkenen, dat het CBb het initiatief heeft genomen om zich te laten bijstaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en de rechtbank Amsterdam. Naar ik heb begrepen zal de meervoudige kamer in zaken de lijnen uitzetten, zodat vergelijkbare zaken in enkelvoudige zittingen kunnen worden afgedaan.
De ondersteuning van het CBb zal voorlopig geen overbodige luxe zijn, aangezien minister Schouten (LNV) heeft aangekondigd dat landbouwers waarbij onregelmatigheden zijn geconstateerd in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R) voor runderen mogelijk nog geconfronteerd worden met de zogenoemde randvoorwaardenkorting in het kader van de GLB-inkomenssteun. Deze korting betreft een appellabel besluit en als deze wordt toegepast zal dit zeker gaan leiden tot nieuwe procedures.
Het CBb is dus nog lang niet uitgesproken …