Tijdschrift voor Agrarisch Recht 2019 nr. 5

Herziening Pachtbeleid

mr. H.A. Verbakel-van Bommel Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.

Het is even stil geweest omtrent de herziening van het pachtbeleid, maar er is weer nieuws van dat front.

In 2014 heeft de evaluatie van het huidige pachtrecht plaatsgevonden. De evaluatie heeft geleid tot een overleg dat uitgemond is in de akkoorden van Spelderholt. Het eindakkoord werd destijds niet door alle aan het overleg deelnemende organisaties onderschreven. De poging van bemiddelaar Sicko Heldoorn om alle partijen alsnog tot overeenstemming te brengen, heeft evenmin tot een akkoord geleid.

Dit betekent dat de minister zelf knopen zal moeten doorhakken over de herziening van de pachtwetgeving. In een brief aan de Tweede Kamer van 22 maart 2019 heeft minister Schouten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de hoofdlijnen van deze herziening weergegeven1 .

De minister stelt in deze kamerbrief dat pacht een goede toekomst heeft, ook als financieringsinstrument voor het gebruik van grond. Dit is volgens Schouten vooral van belang voor jonge boeren die meestal niet de hoge grondprijzen kunnen betalen en via pacht toch toegang kunnen krijgen tot grond en een boerenbedrijf. De huidige pachtwetgeving biedt volgens Schouten hiervoor echter niet de juiste prikkels. Daarbij worden door haar drie problemen benoemd en beschreven:

  1. de stimulans ontbreekt om langdurige contracten aan te gaan;
  2. er is nauwelijks prijsbescherming bij kortdurende contracten;
  3. de huidige pachtregelgeving leidt niet tot goed bodemgebruik.

Schouten geeft vervolgens een aantal oplossingsrichtingen aan.

Haar belangrijkste wens is om de maximale termijn van kortdurende liberale pacht te schrappen en daarmee een nieuwe vorm van langdurige pacht te introduceren en deze zelfs tot de nieuwe standaard te maken. Reguliere pacht zal als pachtvorm gehandhaafd blijven , al dan niet in aangepaste vorm. Echter, de hoofdregel dat sprake is van reguliere pacht, tenzij partijen aantonen dat zij een andere vorm van pacht zijn overeengekomen, lijkt te verdwijnen. Als ik dit juist interpreteer, heeft dit ook gevolgen voor de zogenoemde zwarte en grijze pachtovereenkomsten. Als een pachter bij de pachtkamer een vordering indient tot vastlegging van een pachtovereenkomst, loopt een verpachter aanzienlijk minder risico dat hij/zij geconfronteerd wordt met de vastlegging van een reguliere pachtovereenkomst met alle daaraan verbonden beschermende bepalingen voor de pachter, dan dat dit nu het geval is.

Overigens zegt Schouten in de kamerbrief niets over de verpachting van gebouwen. Of de nieuwe pachtvorm ook (standaard) gaat gelden voor het verpachten van gebouwen is mij niet duidelijk. De visie van Schouten lijkt vooral gericht te zijn op duurzaam grondgebruik. Ik ga er echter vanuit dat herziening van het pachtbeleid niet alleen ziet op verpachting van grond, maar ook van (‘losse’) gebouwen.

Belangrijk verschil ten opzichte van de huidige reguliere pacht zal zijn dat bij de nieuwe vorm van langdurige pacht sprake is van een vrij(ere) pachtprijs. Voor verpachters is het dan aantrekkelijker om langlopende overeenkomsten te sluiten en voor pachters is continuïteit van het gebruik van de landbouwgrond van belang. Pachters worden dan ook meer geprikkeld in deze grond te investeren.

Nieuw zijn deze constateringen niet. We zien deze overwegingen terug in de evaluatie van het pachtbeleid en de akkoorden van Spelderholt. Zowel in het kader van de evaluatie als in de akkoorden van Spelderholt is aangegeven dat het huidige pachtbeleid een tweeslachtigheid kent. Nieuw pachtrecht moet niet langer aan langdurige pachtverhoudingen in de weg staan. Tegen pachtvormen met een korte duur bestaat geen bezwaar, mits de verschillende vormen met elkaar in één lijn zijn2 . Het huidige pachtrecht ‘straft’ de eigenaar die nog bereid is om regulier te verpachten met een gereguleerde prijs en ‘beloont’ de eigenaar die zijn handen ten opzichte van de pachter zoveel mogelijk vrij wenst te houden en daarom een kortdurende geliberaliseerde pachtovereenkomst sluit met een vrije prijs.

Schouten schrijft in haar brief van 22 maart jl. dat alleen een nieuwe vorm van pacht niet voldoende zal zijn om een situatie te bereiken dat lange relaties de standaard zal zijn. Hiervoor zal het nodig zijn dat kortlopende pacht ontmoedigd wordt. ‘Het moet de uitzondering zijn waarvoor alleen gekozen wordt als er een goede reden voor is’, aldus Schouten. Hoe dit bereikt kan worden, is (ook) voor Schouten nog niet duidelijk. Zij geeft slechts een aantal denkrichtingen. Ze noemt het vaststellen van maximale prijzen, een prijstoets, een aanbiedingsplicht aan de zittende pachter etcetera. De voor- en nadelen van deze opties moeten nog in kaart gebracht worden. Het is niet verrassend dat Schouten hier nog geen besluit over heeft genomen. Ook in het kader van de akkoorden van Spelderholt was het ‘ontmoedigen van kortlopende pachtovereenkomst’ een zeer lastig punt. Kortheidshalve verwijs ik dienaangaande naar de bijdragen die hierover zijn verschenen in dit tijdschrift.

Naar mijn mening is het vooral van belang dat het afsluiten van langdurende overeenkomsten een aantrekkelijke optie moet zijn. Dit zal in de praktijk meer resultaat boeken dan het ontmoedigen van kortdurende overeenkomsten. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de resultaten van het door Schouten aangekondigde onderzoek en de besluitvorming die daaromtrent gaat plaatsvinden.

Zoals reeds aangegeven, heeft Schouten in de kamerbrief ook gesteld dat verpachters van reguliere pacht meer mogelijkheden moeten krijgen om eisen te stellen aan goed bodembeleid. Ook in dit kader heeft Schouten slechts een aantal uitgangspunten geformuleerd en moet nader onderzoek uitwijzen op welke wijze een en ander gerealiseerd kan worden3 . Een belangrijke vraag is of in de toekomst verpachters aan bestaande (reguliere) pachtovereenkomsten voorschriften omtrent bodembeleid aan de overeenkomst kunnen toevoegen. Als partijen hieromtrent overeenstemming bereiken, is er geen vuiltje aan de lucht. De vraag is echter of een pachter akkoord gaat met (alle) extra voorschriften die een verpachter hem/haar wil opleggen. Kunnen dergelijke wijzigingen van de overeenkomst van pacht alsdan via de grondkamer tot stand komen? We zullen moeten afwachten wat de (on)mogelijkheden worden.

Ik begrijp uit de kamerbrief dat reguliere pacht in beginsel wordt gehandhaafd. Deze pachtvorm wil Schouten grotendeels ongemoeid laten. De systematiek van het huidige Pachtprijzenbesluit wordt mogelijk wél aangepast (reduceren fluctuaties in de pachtnormen). In de kamerbrief wordt wel aangegeven dat reguliere pacht niet meer de ‘standaard’ zal zijn. Ik leid hieruit af dat reguliere pacht wat betreft Schouten een stille dood zal sterven. Als de nieuwe pachtvorm tevens een duurzame relatie tussen verpachter en pachter bewerkstelligt, zullen naar verwachting niet veel verpachters opteren voor reguliere pacht. Deze pachtvorm zal dan blijven bestaan totdat een bestaande reguliere pachter geen bedrijfsopvolger heeft. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan een belangrijke wens van de BLHB; de huidige reguliere pachtovereenkomsten moeten met rust worden gelaten. Overgangsrecht lijkt in die zin dus niet aan de orde; hoogstens voor het wijzigen/toevoegen van gebruiksvoorschriften omtrent bodembeleid (zie hiervoor).

Conform de Akkoorden van Spelderholt wil Schouten teeltpacht laten bestaan en de zogenoemde loopbaanpacht introduceren naast de nieuwe vorm van langlopende pacht. Ook zal zij door de evaluator geconstateerde onvolkomenheden in de wetgeving door middel van een wetswijziging oplossen. De (werkwijze van de) grondkamer zal tevens onder de loep worden genomen.

De algemene uitgangspunten zoals verwoord in de kamerbrief kunnen, naar ik aanneem, door iedereen worden onderschreven. Het belangrijkste en meest heikele punt, namelijk de wijze waarop partijen worden gestimuleerd een duurzame relatie met elkaar aan te gaan in plaats van ‘de handen vrij’ te hebben, is nog niet uitgewerkt en geconcretiseerd. Hopelijk gaat het onderzoek van Schouten hier meer duidelijkheid brengen. Een keer zal er een besluit moeten worden genomen, want dat er een einde moet komen aan de huidige tweeslachtigheid van het stelsel lijkt mij een duidelijke zaak. We wachten de tekst van het wetsvoorstel geduldig af …

Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Artikel informatie

Type
Overig
Auteurs
mr. H.A. Verbakel-van Bommel
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/15558

Verder in 2019 nr.5

 Herziening Pachtbeleid

Het is even stil geweest omtrent de herziening van het pachtbeleid, maar er is weer nieuws van dat front. In 2014 heeft de evaluatie van het huidige pachtrecht plaatsgevonden. De evaluatie heeft g...

 De werking van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 BW in het pachtrecht

In het arrest van 28 september 2018 [2] heeft de Hoge Raad antwoorden gegeven op prejudiciële vragen over de tenzij-bepaling in art. 6:265 BW. In dit artikel ga ik in op de betekenis va...

 Erfdienstbaarheden en de opheffing van onbewaakte spoorwegovergangen

Oude rechten van overweg (erfdienstbaarheden) kunnen een opheffing van onbewaakte spoorwegovergangen dwarsbomen. Een opheffing van de erfdienstbaarheid is onmogelijk indien de erfdienstbaarheid ...

 Vergezichten in de landbouw - Verslag jaarvergadering 2019, Vereniging voor Agrarisch Recht

Dit jaar viert de Vereniging voor Agrarisch Recht (hierna: VAR) haar 60-jarig jubileum. Ter ere hiervan vond op vrijdag 12 april 2019 een lustrumbijeenkomst plaats. Zoals bij een moderne vitale ...