Tijdschrift voor Sanctierecht & Onderneming Straf- en bestuursrechtelijke handhaving van financieel-economisch recht 2019 nr. 2/3
Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Uitgeverij Den Hollander. Wanneer u geinteresseerd bent in een volledig abonnement op dit product kunt u zich abonneren.

Voorwoord

mr. B.J. Schmitz Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.

Beste lezers,

Voor u ligt het tweede nummer van 2019 van het Tijdschrift voor Sanctierecht en Onderneming. In deze uitgave treft u een grote variëteit aan uitstekende artikelen aan op het gebied van het strafrecht, het bestuursrecht, de arbeidsomstandighedenwetgeving en het beheersen van integriteitsrisico’s.

In dit voorwoord licht ik er daar twee van uit. Het eerste artikel betreft dat van Dennis Akker (werkzaam bij de AFM) over de vraag of accountantsorganisaties over een systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) zouden moeten beschikken. In zijn stuk analyseert Akker allereerst uitvoerig de (verwachte) rol van accountants als poortwachter en de op hen rustende wettelijke en gedragsrechtelijke verplichtingen. Daarbij laat hij terecht niet na meermaals te benadrukken dat de sector deze verplichtingen tot op heden lijkt te onderschatten. Vervolgens gaat hij in op de SIRA, hoe deze tot stand komt, en hoe deze accountantsorganisaties kan helpen bij het bereiken van een beheerste en integere bedrijfsvoering.

Een actueel thema, en niet alleen voor accountantsorganisaties, zo blijkt uit de recente ‘CEO success study’ van Strategy&, een onderdeel van PwC. Uit dat onderzoek blijkt dat de toenemende maatschappelijke controle (en druk) op de bedrijfsvoering van organisaties topbestuurders steeds vaker de kop kost. Waar de aanleiding voor een gedwongen vertrek van een CEO vroeger hoofdzakelijk lag in tegenvallende financiële prestaties van de onderneming, liggen integriteitskwesties daar tegenwoordig in maar liefst 40% van de gevallen aan ten grondslag. Volgens Strategy& komt dat deels door de #MeToo-beweging (in geval van seksuele indiscreties), maar ‘vooral doordat naast de traditionele institutionele controleurs zoals accountants, aandeelhouders en overheidsinstanties, de consument – via sociale media – steeds meer druk kan uitoefenen op bedrijven (…).’ De druk op organisaties om integriteitskwesties als fraude, omkoping, handel met voorkennis en milieurampen zoveel mogelijk te voorkomen en te beheersen komt daarmee van vele kanten. Daarmee lijkt de aanbeveling van Akker tot het instellen van een SIRA niet alleen voor accountantsorganisaties, maar voor alle grote ondernemingen relevant en verstandig.

Bovendien snijdt het mes aan twee kanten. Mochten zich ondanks de bestaande risicobeheersingssystemen toch integriteitskwesties (zoals bijvoorbeeld corruptiegevallen) voordoen in een organisatie, dan is een strafrechtelijk onderzoek een reëel risico. Bij het doen van dergelijke onderzoeken zoeken FIOD en Functioneel Parket (FP), daar waar dat kan en opportuun lijkt, steeds vaker de samenwerking met de verdachte (grote) onderneming en haar raadslieden, zoals ook Marike Bakker en Marleen Velthuis onlangs nog signaleerden in hun stuk ‘Advocatuur vs FIOD: met gestrekt been hoeft niet’. Leidt die samenwerking tot een (parallel) intern onderzoek en het delen van de resultaten daarvan met de opsporing, dan is voor FP en FIOD onder meer van groot belang wat de oorzaken van de strafbare feiten waren en wat de onderneming eraan doet om herhaling in de toekomst te voorkomen. Een SIRA of een vergelijkbaar risicobeheersingssysteem kan hulp verschaffen bij de beantwoording van die vragen.

Gedegen medewerking van de verdachte onderneming aan het strafrechtelijk onderzoek, het nemen van herstelmaatregelen en het aantonen van toekomstige compliance zijn factoren die het FP zal meenemen in de beslissing hoe de zaak af te doen. Een mogelijke uitkomst is dat er getransigeerd wordt. In hun artikel ‘De transactie voortaan semi-buitengerechtelijk? Aanbevelingen voor de aanstaande rechterlijke toets van de hoge en bijzondere transactie’ doen Georgianna Verhage en Maarten ’t Sas (beiden werkzaam bij Simmons & Simmons) een prachtig rechtsvergelijkend onderzoek naar verschillende vormen van rechterlijke toetsing van hoge en bijzondere transacties. Zij komen daarbij tot waardevolle aanbevelingen ten aanzien van de mogelijke inhoud van en procedure omtrent die toetsing.

Twee aspecten die zij daarbij aanstippen zijn de inhoud van de transactievoorwaarden en de toetsing op de naleving daarvan. Zij signaleren terecht dat bij het openbaar ministerie de wens bestaat om via de transactie grip te houden op toekomstige compliance door de verdachte onderneming. Dat kan onder meer door overeen te komen dat een compliancemonitor wordt ingesteld zoals in de VS wel gebeurt, maar bijvoorbeeld ook door in de transactie-overeenkomst de voorwaarde op te nemen dat door de verdachte onderneming inzage wordt gegeven in de uitvoering van het compliance-beleid, waarvan een SIRA onderdeel kan uitmaken. Nu ernaar gestreefd zal worden om in het wetgevingstraject omtrent de modernisering van het wetboek van strafvordering een rechterlijke toetsing van de hoge en bijzondere transacties te introduceren, kan in dat traject wellicht meteen de mogelijkheid worden meegenomen om deze voorwaarden expliciet onderdeel te laten uitmaken van de transactie-overeenkomst. De (rechterlijke) controle op en mogelijke sanctionering van de (niet-)naleving van dergelijke voorwaarden wordt daardoor immers alleen maar verbeterd.

U ziet, het strafrecht is geen rustig bezit en continu in ontwikkeling. Dat geldt ook voor het bestuursrecht en het arbeidsomstandighedenrecht. De overige artikelen in dit nummer over het una via-beginsel, het feitelijk leidinggeven in het economisch bestuursrecht en de preventieve stillegging van de onderneming geven daar meer dan blijk van.

De redactie wenst u veel leesplezier toe met deze editie. Mocht u daar vragen, opmerkingen of ideeën over hebben, dan kunt u zich wenden tot de redactiesecretaris.

 

Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
mr. B.J. Schmitz
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvSO/15582

Verder in 2019 nr.2/3

 Voorwoord

Beste lezers, Voor u ligt het tweede nummer van 2019 van het Tijdschrift voor Sanctierecht en Onderneming. In deze uitgave treft u een grote variëteit aan uitstekende artikelen aan op het geb...

 De SIRA voor accountantsorganisaties; ‘Must have’ of ‘Nice to have’

Wie de kranten openslaat, hoeft vaak niet lang te zoeken naar voorbeelden van integriteitsaffaires bij ondernemingen waarbij de rol van de accountant ter discussie staat. Zo sloegen acc...

 De transactie voortaan semi-buitengerechtelijk? Aanbevelingen voor de aanstaande rechterlijke toets van de hoge en bijzondere transactie

1. De hoge en bijzondere transactie: here to stayBijna een eeuw geleden deed de transactie haar intrede in onze strafrechtspleging als buitengerechtelijke afdoeningsmodaliteit voor lichte strafzake...

 Een pleidooi voor het voortbestaan van een stevig una via-beginsel

Ne bis in idem is een belangrijk beginsel in onze rechtsstaat.[2] Met de opkomst van de bestuurlijke handhaving in de jaren negentig, is inmiddels ook de gecodificeerde una via-leer ver...

 De waarschuwing preventieve stillegging ex artikel 28a Arbowet; van knelpunten naar inzichten

Sinds de aanscherping van het sanctiebeleid van de SZW-wetgeving (2013) hebben bedrijven die de Arbo-regels overtreden te maken gekregen met strengere sancties.[2] Eén van de belangrijk...

 Feitelijk leidinggeven in het economisch bestuursrecht: een blik terug over de schutting

De mogelijkheid feitelijk leidinggevers strafrechtelijk een sanctie op te leggen bestaat sinds 1976 en vindt zijn basis in art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr). [2] De ondergrens o...