Tijdschrift voor Financieel Recht 2005 nr. 7

Uitspraak Commissie van Beroep DSI nr. 113

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius

Tussen de belegger, de instelling en een effectenkantoor bestond een tripartiete overeenkomst, op grond waarvan de belegger en het effectenkantoor voor de afwikkeling van transacties gebruik maakten van de diensten van de instelling. De instelling diende zich te onthouden van het geven van beleggingsadviezen aan de belegger en mocht geen rechtstreeks contact met de belegger hebben, behalve voor wat betreft de administratie van het vermogen van de belegger en kredietverlening. De overeenkomst bepaalde voorts dat marginbewaking

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

en marginberichtgeving de verantwoordelijkheid was van het effectenkantoor. De belegger verweet het effectenkantoor slecht vermogensbeheer en hield de instelling mede-aansprakelijk voor zijn schade, omdat de instelling zich ook als vermogensbeheerder zou hebben gedragen. Volgens de belegger had de instelling sinds enige jaren feitelijk het beheer gevoerd. Als argument voor zijn stelling voerde de belegger aan dat de instelling toeliet dat gedurende een dekkingstekort van 1,5 jaar toch werd doorgehandeld, hetgeen volgens hem duidde op eigen initiatieven van de instelling. De Commissie van Beroep verwierp dit betoog en overwoog dat uit de feitelijke gang van zaken niet was gebleken dat het daadwerkelijk de instelling was geweest die het beheer had gevoerd. Over het langdurige dekkingstekort overwoog de Commissie van Beroep dat het op grond van de bepalingen van de tripartiete overeenkomst uitsluitend aan het oordeel van de instelling was overgelaten of een debetstand onaanvaardbaar is. Voor zover de instelling het nodig mocht oordelen dat stappen zouden worden ondernomen, zou de primaire overweging moeten zijn het veiligstellen van de eigen positie van de deelnemer en niet de positie van de belegger. De Commissie van Beroep voegde daaraan toe dat op de instelling weliswaar altijd de zorgplicht van een bank jegens een belegger blijft rusten, maar onder de omstandigheden van het geval bracht die zorgplicht niet met zich mee dat de instelling gehouden was steeds in overleg te treden over aanzuivering van een tekort. De instelling mocht volgens de Commissie van Beroep volstaan met het informeren van de belegger en het effectenkantoor. Van schending van enige zorgplicht door de instelling was volgens de Commissie van Beroep dan ook geen sprake en het beroep werd verworpen.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Commissie van Beroep DSI
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
vermogensbeheer; tripartiete overeenkomst
Bron
KCHB nr. 113, <www.stichting-dsi.nl>
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/156

Verder in 2005 nr.7

 De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland

In dit artikel zal worden ingegaan op de rol die Euroclear Nederland (Necigef)1 speelt bij de toelating van effecten tot het Wge-systeem. Verder zullen de door Euroclear Nederland gehanteerde to...

 De jaarverslagen van 2004 van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank

Op 27 april 2005 presenteerde de Stichting Autoriteit Financiële Markten ('AFM') haar jaarverslag over 2004. Een maand later, op 26 mei 2005, volgde De Nederlandsche

 Verscherpt integriteittoezicht in de financiële sector

Verscherpt integriteittoezicht door samenwerking met opsporings- en inlichtingendiensten De financiële toezichtwetgeving is aan verandering onderhevig. Dat heeft...