Tijdschrift voor Financieel Recht 2005 nr. 7

Optiver / AFM

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius

Op grond van de Wte worden bij alle instellingen die over een vergunning als bedoeld in artikel 7 lid 1 Wte beschikken bedragen in rekening gebracht door de AFM. Die bedragen bestaan uit bedragen voor diensten die ten behoeve van effecteninstellingen zijn verricht en uit een heffing waarvan de hoogte wordt berekend aan de hand van de bruto baten van de vergunninghoudende effecteninstellingen. Optiver c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit waarbij bedoelde heffing was opgelegd,

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

op de grond dat de heffing in strijd was met Richtlijn 69/335, gericht op het afschaffen van indirecte belastingen. De AFM had Optiver c.s. een heffing opgelegd over inkomsten uit effecten, waartegen Optiver c.s. bezwaar hebben gemaakt op de grond dat de heffing in strijd is met Richtlijn 69/335. Optiver c.s. stelden dat met de heffing het in omloop brengen en het verhandelen van effecten wordt belast, in strijd met bedoelde Richtlijn. Het verweer van de AFM kwam er op neer dat niet de verhandeling van effecten werd belast, maar effectengerelateerde inkomsten. De rechtbank heeft aan het Hof van Justitie van de EG de prejudiciële vraag gesteld of Richtlijn 69/335 zich ertegen verzet dat aan effecteninstellingen een heffing wordt opgelegd over de bruto baten uit aan die effecten gerelateerde activiteiten. Het Hof overwoog dat weliswaar niet kan worden aangevoerd dat de heffing geen belasting is, maar dat de heffing buiten de werkingssfeer van de Richtlijn valt en dus niet kwalificeert als een door de Richtlijn verboden belasting. Het Hof kwam tot die conclusie omdat de heffing niet verschuldigd is op grond van het verrichten van een specifieke handeling zoals aangeduid in de Richtlijn, maar op grond van de uitoefening van een ruim scala van effectengerelateerde activiteiten in het algemeen. Daarnaast overwoog het Hof dat de heffingsgrondslag bestond uit de bruto baten van de effecteninstellingen uit verschillende activiteiten, zodat de heffing eerder kenmerken vertoont van een directe belasting op inkomsten, waarop de Richtlijn niet van toepassing is. Het Hof oordeelde dan ook dat de Richtlijn zich er niet tegen verzet dat aan effecteninstellingen een heffing over de bruto baten uit aan die effecten gerelateerde activiteiten wordt opgelegd.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
Prejudiciële vraag inzake heffing aan effecteninstellingen over inkomsten
Bron
JOR 2005/123
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/166

Verder in 2005 nr.7

 De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland

In dit artikel zal worden ingegaan op de rol die Euroclear Nederland (Necigef)1 speelt bij de toelating van effecten tot het Wge-systeem. Verder zullen de door Euroclear Nederland gehanteerde to...

 De jaarverslagen van 2004 van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank

Op 27 april 2005 presenteerde de Stichting Autoriteit Financiële Markten ('AFM') haar jaarverslag over 2004. Een maand later, op 26 mei 2005, volgde De Nederlandsche

 Verscherpt integriteittoezicht in de financiële sector

Verscherpt integriteittoezicht door samenwerking met opsporings- en inlichtingendiensten De financiële toezichtwetgeving is aan verandering onderhevig. Dat heeft...