Optiver / AFM
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Op grond van de Wte worden bij alle instellingen die over
een vergunning als bedoeld in artikel 7 lid 1 Wte beschikken
bedragen in rekening gebracht door de AFM. Die bedragen
bestaan uit bedragen voor diensten die ten behoeve
van effecteninstellingen zijn verricht en uit een
heffing waarvan de hoogte wordt berekend aan de hand
van de bruto baten van de vergunninghoudende effecteninstellingen.
Optiver c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen
het besluit waarbij bedoelde heffing was opgelegd,
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
op de
grond dat de heffing in strijd was met Richtlijn 69/335, gericht
op het afschaffen van indirecte belastingen. De AFM
had Optiver c.s. een heffing opgelegd over inkomsten uit
effecten, waartegen Optiver c.s. bezwaar hebben gemaakt
op de grond dat de heffing in strijd is met Richtlijn
69/335. Optiver c.s. stelden dat met de heffing het in omloop
brengen en het verhandelen van effecten wordt belast,
in strijd met bedoelde Richtlijn. Het verweer van de
AFM kwam er op neer dat niet de verhandeling van effecten
werd belast, maar effectengerelateerde inkomsten. De
rechtbank heeft aan het Hof van Justitie van de EG de
prejudiciële vraag gesteld of Richtlijn 69/335 zich ertegen
verzet dat aan effecteninstellingen een heffing wordt opgelegd
over de bruto baten uit aan die effecten gerelateerde
activiteiten. Het Hof overwoog dat weliswaar niet
kan worden aangevoerd dat de heffing geen belasting is,
maar dat de heffing buiten de werkingssfeer van de Richtlijn
valt en dus niet kwalificeert als een door de Richtlijn
verboden belasting. Het Hof kwam tot die conclusie omdat
de heffing niet verschuldigd is op grond van het verrichten
van een specifieke handeling zoals aangeduid in
de Richtlijn, maar op grond van de uitoefening van een
ruim scala van effectengerelateerde activiteiten in het algemeen.
Daarnaast overwoog het Hof dat de heffingsgrondslag
bestond uit de bruto baten van de effecteninstellingen
uit verschillende activiteiten, zodat de heffing
eerder kenmerken vertoont van een directe belasting op
inkomsten, waarop de Richtlijn niet van toepassing is. Het
Hof oordeelde dan ook dat de Richtlijn zich er niet tegen
verzet dat aan effecteninstellingen een heffing over de
bruto baten uit aan die effecten gerelateerde activiteiten
wordt opgelegd.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.