Tijdschrift voor Agrarisch Recht 2021 nr. 4

Nationaal Ruimtelijk Beleid

mr. D.W. Bruil Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.

Ooit dwong de Nederlandse ruimtelijke ordening respect af, niet alleen in ons land, maar ook ver daarbuiten. Iedereen kwam kijken hoe wij het deden met het Groene Hart, het begrip randstad, de gebundelde deconcentratie. Meewarig werd altijd naar België gekeken, waar men maar wat deed. Dat Nederlandse nationale ruimtelijke beleid is verdwenen. We hadden een ministerie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Opgeheven in 2010. Aan dat ministerie was verbonden de Rijksplanologische Dienst. Opgeheven in 2001. Dat was vlak na het verschijnen van de laatste grote landelijke plan, de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening 2000/2020, vastgesteld door de ministerraad op 15 december 2000. Deze Vijfde Nota was de opvolger van de vier eerdere, waarvan de Tweede Nota (met het groeikernenbeleid) en de Vierde Nota Extra (met de Vinex ontwikkeling) ons tot op de dag van vandaag voor ogen staan. Onder die integrale nota’s hing een heel systeem van nationale plannen over de ruimtelijke aspecten van verschillende sectoren. Er was bijvoorbeeld een Structuurschema Verkeer en Vervoer, een Structuurschema Militaire Terreinen tot een Structuurschema Buisleidingen aan toe. Er was ook een Structuurschema Groene Ruimte (SGR) over het landelijk gebied.1 Ook dat hele systeem van planologische kernbeslissingen (pkb’s) is verdwenen, evenals de bijbehorende procedures met grote aandacht voor inspraakrondes en de invloed van de Staten-Generaal. Wat hebben we nu? Het ruimtelijk beleid is ondergebracht bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. We hebben nog een Planbureau voor de Leefomgeving, qua beleidsinvloed overigens niet te vergelijken met de Rijksplanologische Dienst. En we hebben ook nog wel nationaal ruimtelijk beleid. De belangrijkste elementen zijn de projecten die zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, onder de veelzeggende titel ‘Nationale belangen’ (art. 2.1 e.v.). Er is ook nog een Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte; Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig (2012). Deze structuurvisie, vermoedelijk gebaseerd op art. 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, is zeker lezenswaardig, maar het beleid wordt verder vanaf dat moment vrijwel geheel overgelaten aan gemeenten en provincies.2 Ook op het ruimtelijk beleid is dus sterk gedecentraliseerd. Daar wordt een beetje op teruggekomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze visie is nu nog gebaseerd op de Wro en is dus een structuurvisie, maar zal zodra de Omgevingswet in werking is getreden gelden als Nationale Omgevingsvisie. Wat de bestuurlijke taakverdeling betreft stelt men:

De oplopende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om scherpe en fundamentele keuzes. Ook vraagt zij om meer regie vanuit het Rijk om richting te geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland. Zo kunnen we in ons land in de toekomst een gezonde en veilige leefomgeving én ruimte voor verdere groei van onze welvaart realiseren. In een blijvend goede balans tussen economie en natuurlijke waarden. Meer regie vanuit het Rijk betekent niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden; wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat. Kortom: Het Rijk neemt het voortouw in deze gezamenlijke opgave. Het betekent ook kiezen voor samenwerking tussen overheden, anders gezegd: het werken als één overheid (vanuit het stelsel van de Omgevingswet).3

Het rijk neemt dus (weer) de regie. Daarvoor is wel heel veel interbestuurlijk overleg nodig, zo blijkt ook uit de inmiddels vastgestelde Uitvoeringsagenda Nationale Omgevingsvisie 2021-2024. Dat begint allemaal weer een beetje op een integraal nationaal ruimtelijk beleid te lijken. Maar wil men werkelijk ‘scherpe en fundamentele keuzes’ maken, dan is nog wel wat meer nodig. De roep om echt nationaal beleid wordt steeds sterker, bijvoorbeeld als het gaat om woningbouw en bouwlocaties, of de bescherming van landbouwgronden tegen druk van andere functies (energie, natuur). Het valt dus te verwachten dat het huidige systeem nog wel wat zal worden aangepunt. Op het niveau van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening is men dan toch nog lang niet. Misschien maakt zo’n nota overigens ook wel meer indruk doordat het mooi, in boekvorm is uitgegeven. Dat is toch anders dan pdf-documenten op een computerschermpje. Maar dat geldt eigenlijk voor alle ruimtelijke plannen, ook bestemmingsplannen. Ruimtelijke ordening is het afwegen van belangen en het brengen van samenhang tussen die belangen via ruimtelijke bestemmingen. Daar valt op www.ruimtelijkeplannen.nl niets van te zien.

Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

Artikel informatie

Type
Overig
Auteurs
mr. D.W. Bruil
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/16685

Verder in 2021 nr.4

 Nationaal Ruimtelijk Beleid

Ooit dwong de Nederlandse ruimtelijke ordening respect af, niet alleen in ons land, maar ook ver daarbuiten. Iedereen kwam kijken hoe wij het deden met het Groene Hart, het begrip randstad, de gebu...

 Kracht en gezag van beslissingen van grondkamer en rechter

Het onderwerp van deze bijdrage is een klassieke problematiek binnen het pachtrecht. De wettelijke regeling van de pacht draagt aan een bijzondere instantie, namelijk de grondkamer, diverse take...