Tijdschrift voor Sanctierecht & Onderneming Straf- en bestuursrechtelijke handhaving van financieel-economisch recht 2022 nr. 2/3

Voorwoord

mr. R. van der Hoeven1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.

In deze aflevering vindt u, naast de vaste rubrieken, drie annotaties bij rechterlijke uitspraken, een artikel over de per 1 mei 2022 in werking getreden Wet openbaarheid overheid en een artikel over het una via-beginsel.

 

Bruijn en Kraaijeveld signaleren een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden van februari 2022, waarin het hof oordeelt dat de verdachte van overtreding van artikel 9.2.2.1 Wet Milieubeheer onder de geschetste omstandigheden met een beroep op het nemo tenetur beginsel mocht weigeren op grond van artikel 19 WED gevorderde gegevens uit te leveren. Het hof oordeelt dat in dit specifieke geval toepassing van artikel 19, 26 en 1 sub 5 WED in strijd is met artikel 6 EVRM en laat artikel 19 WED op grond van artikel 94 Grondwet buiten toepassing. Schrijvers menen dat het hof hierbij het belang van rechtsbescherming te zwaar heeft laten wegen en voorbij is gegaan aan een eerdere toetsing, door de Hoge Raad, van artikel 19 WED aan het recht op een fair trial. Zij concluderen dat de bewijsgaring door de strekking van het arrest wordt belemmerd en spreken de hoop uit dat de zaak aan de Hoge Raad wordt voorgelegd. Zij nodigen de Hoge Raad in dat geval uit om dan  aandacht te besteden aan meer afstemming met de koersen van de verschillende hoogste bestuursrechters.

 

Het streven naar convergentie in de rechtspraak tussen de hoogste bestuursrechters komt ook terug in de annotatie van De Kruif en Vissers van een arrest over fiscale vergrijpboeten. De Hoge Raad casseerde het betreffende arrest van het hof omdat niet voldaan werd aan de bewijsmaatstaf. De door het hof aangelegde maatstaf "aannemelijkheid" wordt door de Hoge Raad gecorrigeerd tot "overtuigend aantonen", waarbij twijfel in het voordeel van betrokkene dient te werken. Schrijvers signaleren dat deze maatstaf dichter tegen de in het strafrecht gehanteerde maatstaf aanligt en menen dat de tot nu toe gangbare praktijk van bewijs op rond van "vermoedens" niet langer voldoende is om (voorwaardelijk) opzet bij vergrijpboetes bewezen te verklaren.

 

Per 1 mei 2022 is de Wet openbaarheid bestuur vervangen door de Wet open overheid (Woo). Giezeman en Nowotny schetsen het systeem van de Woo, waaronder de actieve en passieve openbaarmaking en de informatie die van openbaarmaking is uitgezonderd. Zij wijzen op het spanningsveld tussen de Woo en strafrechtelijk gerelateerde informatie en bepleiten dat alle strafrechtelijk gerelateerde informatie van openbaarmaking zou moeten worden uitgezonderd. Met dit doel zou alle strafrechtelijk gerelateerde informatie die onder de geheimhoudingsplicht van de officier van justitie valt kunnen worden uitgezonderd.

 

Demandt en Coenen poneren de stelling dat de rechtsbescherming van het una via-beginsel in de praktijk maar mondjesmaat wordt toegepast als het aankomt op de vervolging van een BV en diens directeur-grootaandeelhouder (DGA). In de rechtspraak wordt niet snel aangenomen dat een verdachte natuurlijke persoon dubbel wordt vervolgd als zijnde 'dezelfde persoon' als ook diens vennootschap is beboet of bestraft, waardoor de bescherming van het una via-beginsel in de praktijk tekortschiet. Zij bespreken dit onderwerp aan de hand van een uitspraak van de Hoge Raad van 15 maart 2022. Zolang het (formeel) gaat om twee verschillende rechtssubjecten zal het una via-beginsel niet snel kunnen worden toegepast en kan alleen in de straftoemeting compensatie worden gezocht.

 

Van der Wal bespreekt twee uitspraken waarin het hof beoordeelde of bij gebruikmaking van een privaat onderzoek naar strafbare feiten voldaan is aan het vereiste dat sprake moet zijn van een opsporingsonderzoek onder gezag van de officier van justitie. Het ging hier om onderzoeken naar verzekeringsfraude, verricht door de verzekeringsmaatschappij zelf. Het hof plaatste kanttekeningen bij deze wijze van opsporen die door de auteur worden besproken. Zij concludeert tevens dat het vaak niet mogelijk zal zijn om in het private vooronderzoek ontstane gebreken in rechtsbescherming vervolgens via een politieonderzoek alsnog zodanig te compenseren dat gebruik voor het bewijs mogelijk is.

 

Veel leesplezier!

Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

Artikel informatie

Type
Overig
Auteurs
mr. R. van der Hoeven1
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvSO/17255

Verder in 2022 nr.2/3

 Voorwoord

In deze aflevering vindt u, naast de vaste rubrieken, drie annotaties bij rechterlijke uitspraken, een artikel over de per 1 mei 2022 in werking getreden Wet openbaarheid overheid en een artikel ov...

 De openbaarmaking van strafrechtelijk gerelateerde informatie onder de Wet open overheid

Op 1 mei 2022 is de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) vervangen door de Wet open overheid (hierna: Woo). Daarmee wordt na vele jaren gehoor gegeven aan de maatschappelijke roe...

 De rechtspersoon en de DGA als 'dezelfde persoon': uitholling van rechtsbescherming bij het una via- beginsel

Anders dan in veel andere jurisdicties kan een rechtspersoon op basis van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht (Sr), ondanks dat het geen menselijke eigenschappen heeft, wel dader zi...

 Actualiteiten

Economisch strafrecht arbeidsomstandigheden Deze rubriek wordt verzorgd door mr. F.A. Dudok van Heel.   Rechtbank Overijssel 7 maart 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1172 (zaak-A) Rechtbank Overij...