Pollemans c.s. / Van Schip (TvAR 2007/5400)
[Pw, art. 44] Tussenarrest: Hof onderzoekt de in de verlengingsprocedure door de voormalige verpachter kenbaar gemaakte wil en vergelijkt die met de gerealiseerde bedrijfsopzet. Die bedrijfsopzet is wezenlijk anders. Het is niet aannemelijk dat de beslissing in de verlengingsprocedure – die onder meer gegrond is geweest op het oordeel dat het persoonlijk gebruik van het toenmalige gepachte voor de toenmalige verpachter van overwegende betekenis was – dezelfde zou zijn geweest indien de toenmalige verpachter de gerealiseerde
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
bedrijfsopzet destijds als zijn wil te kennen zou hebben gegeven. Niet kan worden gezegd dat de voormalige verpachter het voormalige gepachte overeenkomstig zijn in de verlengingsprocedure geuite wil duurzaam in persoonlijk gebruik heeft genomen. Uit het vorenstaande volgt op zichzelf nog niet zonder meer dat de door de toenmalige verpachter in de verlengingsprocedure geuite wil in werkelijkheid niet aanwezig is geweest. De voormalige verpachter voert aan dat hij van zijn oorspronkelijke voornemen is afgeweken in verband met de na de beschikking van het hof zich plotseling voordoende mogelijkheid om een bepaald hem passend landbouwbedrijf te verwerven, in combinatie met in de voorbereidingen voor de bouw van de ligboxenstal opgetreden vertraging, het ontbreken van de beschikbaarheid van aanvullende gronden in de omgeving van het voormalige gepachte en het voortduren van een agressieve opstelling aan de zijde van de voormalige pachters. Het hof beveelt bewijslevering. Eindarrest: Hof oordeelt dat voormalige verpachter heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Weliswaar is niet geloofwaardig dat tegenslag bij de aankoop van gronden in de omgeving van het voormalige gepachte een verklaring zou kunnen bieden voor een wijziging in zijn voornemen, maar uit de getuigenverklaringen volgen wel andere redelijke verklaringen voor zo’n wijziging. In de eerste plaats was na de beschikking in de verlengingsprocedure vertraging in de voorbereidingen voor de bouw van de ligboxenstal ontstaan, welke vertraging de voormalige verpachter voor aanzienlijke problemen plaatste. In de tweede plaats bestonden er moeilijkheden in de verhouding tussen partijen van min of meer ernstige aard. Op zichzelf is juist, zoals van de zijde van de voormalige pachters is aangevoerd, dat ook ten tijde van de verlengingsprocedure die verhouding niet goed was, maar het is begrijpelijk dat de voormalige verpachter heeft gehoopt dat de voormalige pachters zich bij de uitkomst in de verlengingsprocedure neer zouden leggen. Dat bleek niet het geval en de voormalige verpachter heeft integendeel moeten ervaren dat ook door hem ingeschakelde derden moeilijkheden ondervonden om tot het gepachte toegang verkrijgen. Beide genoemde omstandigheden maken het begrijpelijk dat de voormalige verpachter de begin 2000 plotseling opkomende mogelijkheid om het bedrijf van een bepaalde derde te verwerven, heeft benut. Het hof acht het niet aannemelijk dat de voormalige verpachter de voorbereidingen voor de bedrijfsverplaatsing naar het voormalige gepachte in scène heeft gezet.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.