Tijdschrift voor Agrarisch Recht
1997 nr. 9
Van der Meer / De Klerk Wolters (TvAR 1997/4892)
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Pachtwet art. 1, 13, 25; Rv art. 177, 192
Beëindiging van pachtovereenkomst betreffende een tuinbouwbedrijf bestaande uit glasopstanden ca. De bewijslast van contante pachtbetalingen rust op degene die stelt de betalingen te hebben verricht (de pachter). Partijen kwamen in verband met de beëindiging van de pachtovereenkomst overeen dat verpachter aan pachter de waarde van twee kappen irissen zou vergoeden. In die kappen kunnen 54000 bollen worden aangeplant. Aangenomen moet worden dat pachter het gehele areaal van de kappen heeft benut. Het is onredelijk van hem te verlangen dat hij zijn standpunt dat hij 54000 bollen heeft aangeplant, bewijst nu verpachter die bollen buiten medeweten van pachter heeft verwijderd. Verpachter zou moeten kunnen en behoren op te geven hoeveel bollen hij heeft verwijderd, hetgeen hij heeft nagelaten. Het ging partijen om vergoeding van de bloemen, niet van de bollen. Bij de berekening daarvan is terecht acht geslagen op een statistisch jaaroverzicht snijbloemen. Het bewijsaanbod van verpachter dat partijen de vergoeding 'onder vier ogen' hebben afgemaakt op een bepaald bedrag wordt als te vaag gepasseerd, gelet op de bewoordingen waarmee dat bewijsaanbod is gedaan.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.
Bijlage(n)
- Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.
Melkquotum en schadevergoeding1. Casus
Een agrariër had, na in het kader van de zogenaamde Slacht- en Omschakelingsrege-ling (SLOM-regeling) zijn melkbedrijf te hebben omgezet in een akkerbouwbedrijf, opnieuw een melkveebedrij...