Decentralisatie via mandaat: innerlijke tegenstrijdigheid
Prof. mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens
In zijn artikel 'Decentralisatie van Rijk naar provincies' schrijft P.C.E. van Wijmen1 dat er tussen de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) enerzijds en het IPO (Interprovinciaal Overleg) namens de twaalf provincies anderzijds een akkoord gesloten is met betrekking tot de decentralisatie van het Rijk naar de provin-cies van een aantal taken en bevoegdheden. Daarbij vermeldt hij: "Omdat allerlei wetswijzigingen nodig zijn om een formele overdracht van bevoegdheden aan de provincies te bewerken, maakt
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de minister van LNV voorlopig gebruik van de man-daatconstructie, hetgeen met name duidelijk wordt ten aanzien van de bevoegdheden die uit de Boswet voortvloeien." Hij verklaart deze keuze als volgt: "Mandaat berooft het oorspronkelijk bevoegde orgaan niet van de betrokken bevoegdheid en kan plaatsvinden tenzij de wet zulks verbiedt. Anders ligt het ten aanzien van delegatie: het delegerende bestuursorgaan kan zelf van de bevoegdheid geen gebruik meer maken, doch delegatie kan alleen plaatsvinden indien de wet dit uitdrukkelijk toe-staat. Daarom kon in de onderhavige gevallen geen delegatie worden toegepast, maar moest de mandaatsconstructie worden gebruikt." Het is niet uitzonderlijk dat delega-tie en mandaat door menigeen als uitwisselbare rechtsfiguren worden gezien. Daarbij wordt delegatie met name gezien als een rechtsfiguur die privatief werkt en mandaat als een soortgelijke rechtsfiguur die niet privatief werkt. In het privatieve element zou aldus het enige wezenlijke verschil gelegen zijn tussen delegatie en mandaat. Alles wijst erop dat deze opvatting ook ten grondslag gelegen heeft aan de onderhavige keuze voor de mandaatsfiguur. Op dit aspect zal ik eerst ingaan. Daarbij komt aan snee wat in essentie het verschil is tussen mandaat en delegatie. Uiteengezet wordt dat het privatieve element bepaald niet het enige en zelfs niet het meest wezenlijke ver-schil aanduidt tussen deze twee rechtsfiguren. Dit resultaat wordt getoetst aan de onderhavige, door de minister getroffen mandaatsregeling. Daarna komt aan de orde of in dit geval de keuze voor mandaat de rechtmatigheidstoets kan doorstaan. Hierbij wordt met name bezien de verhouding tussen het Rijk en de provincie.
De conclusie is dat het onderhavige mandaat in strijd is met de Grondwet.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.