Ladie d'Or en Diepgrond / Rabobank IJmuiden
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Diepgrond had met Ladie d'Or, waarvan hij oprichter en
bestuurder was, een stamrechtovereenkomst gesloten,
op grond waarvan Ladie d'Or maandelijks aan Diepgrond
een bedrag moet betalen. Diepgrond, zelf werkzaam in de
effectenbranche vanaf 1983, en Ladie d'Or hebben bij Rabobank
IJmuiden in opties belegd, waarop verliezen zijn
geleden. Vast stond dat de bank in 1997 en 1998 niet alle
marginverplichtingen juist heeft berekend, waardoor ten
onrechte bepaalde optieposities konden worden ingenomen.
De bank wordt verweten dat
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Ladie d'Or en Diepgrond
had moeten worden belet risicovol te beleggen,
gelet op de bij de bank bekende bestemming van het vermogen
van Ladie d'Or en gelet op de inhoud van de
stamrechtovereenkomst. De primaire vordering tot terugbetaling
van alle ingelegde gelden werd verworpen, omdat
de rechtbank in deze vordering een beroep op nietigheid
van de betreffende transacties las, waarvoor in de
ogen van de rechtbank onvoldoende was gesteld. Daaraan
voegde de rechtbank toe dat bij optiehandel weliswaar
een bijzondere zorgplicht op de bank rust, maar dat
het beroep daarop in dit geval faalde. Van belang daarbij
was dat Diepgrond, wiens deskundigheid aan Ladie d'Or
werd toegerekend, steeds het initiatief nam tot door hemzelf
bedachte transacties, die door de bank slechts werden
uitgevoerd, waaruit de rechtbank concludeerde dat er
van een relatie van vermogensbeheer of beleggingsadvies
geen sprake was. Ten aanzien van de stamrechtovereenkomst
oordeelde de rechtbank dat ook als de bank die
zou hebben gekend, dat niet met zich zou hebben gebracht
dat de bank de bewuste transacties zou hebben
moeten weigeren, omdat de bank ervan mocht uitgaan
dat Ladie d'Or c.q. Diepgrond er bewust voor koos niet
zeker te stellen dat Ladie d'Or aan haar verplichtingen jegens
Diepgrond zou kunnen voldoen. Subsidiair vorderden
Ladie d'Or en Diepgrond schadevergoeding wegens
het niet bewaken door de bank van de marginverplichtingen.
De bank erkende dat gedurende een periode de marginbewaking
niet goed was geweest, maar verschilde van
mening met Ladie d'Or en Diepgrond over de vraag of er
sprake was van eigen schuld van Ladie d'Or en Diepgrond.
De rechtbank achtte ook hier de deskundigheid en
het initiatief van Diepgrond van belang, evenals het feit
dat Diepgrond zelf een eigen administratie bijhield en dagelijks
alle posities controleerde. Ladie d'Or en Diepgrond
kregen een bewijsopdracht met betrekking tot bepaalde
uitlatingen die een medewerker van de bank zou hebben
gedaan over de marginverplichtingen. Daarnaast oordeelde
de rechtbank dat de bank de schade zal moeten vergoeden
die is geleden op optieposities die niet hadden
mogen worden ingenomen bij een juiste marginberekening.
Ladie d'Or en Diepgrond hoeven volgens de rechtbank
geen genoegen te nemen met een globale berekening
van de bank die neerkomt op het aangeven van het
negatieve resultaat na sluiting van posities. De bank dient
een historisch overzicht te presenteren van alle data
waarop posities zijn ingenomen, de hoogte van de marginverplichting,
de daarvoor aanwezige dekking en het
resultaat van de bewuste transactie. De rechtbank wees
erop dat de bank verplicht is die gegevens aan Ladie d'Or
en Diepgrond te verstrekken, omdat zij verplicht is die gegevens
bij te houden en Ladie d'Or en Diepgrond daarover
te informeren. Uit doelmatigheidsoverwegingen kan
de bank dat overzicht bij conclusie na enquête overleggen.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.