Tijdschrift voor Financieel Recht 2005 nr. 4

Ladie d'Or en Diepgrond / Rabobank IJmuiden

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius

Diepgrond had met Ladie d'Or, waarvan hij oprichter en bestuurder was, een stamrechtovereenkomst gesloten, op grond waarvan Ladie d'Or maandelijks aan Diepgrond een bedrag moet betalen. Diepgrond, zelf werkzaam in de effectenbranche vanaf 1983, en Ladie d'Or hebben bij Rabobank IJmuiden in opties belegd, waarop verliezen zijn geleden. Vast stond dat de bank in 1997 en 1998 niet alle marginverplichtingen juist heeft berekend, waardoor ten onrechte bepaalde optieposities konden worden ingenomen. De bank wordt verweten dat

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

Ladie d'Or en Diepgrond had moeten worden belet risicovol te beleggen, gelet op de bij de bank bekende bestemming van het vermogen van Ladie d'Or en gelet op de inhoud van de stamrechtovereenkomst. De primaire vordering tot terugbetaling van alle ingelegde gelden werd verworpen, omdat de rechtbank in deze vordering een beroep op nietigheid van de betreffende transacties las, waarvoor in de ogen van de rechtbank onvoldoende was gesteld. Daaraan voegde de rechtbank toe dat bij optiehandel weliswaar een bijzondere zorgplicht op de bank rust, maar dat het beroep daarop in dit geval faalde. Van belang daarbij was dat Diepgrond, wiens deskundigheid aan Ladie d'Or werd toegerekend, steeds het initiatief nam tot door hemzelf bedachte transacties, die door de bank slechts werden uitgevoerd, waaruit de rechtbank concludeerde dat er van een relatie van vermogensbeheer of beleggingsadvies geen sprake was. Ten aanzien van de stamrechtovereenkomst oordeelde de rechtbank dat ook als de bank die zou hebben gekend, dat niet met zich zou hebben gebracht dat de bank de bewuste transacties zou hebben moeten weigeren, omdat de bank ervan mocht uitgaan dat Ladie d'Or c.q. Diepgrond er bewust voor koos niet zeker te stellen dat Ladie d'Or aan haar verplichtingen jegens Diepgrond zou kunnen voldoen. Subsidiair vorderden Ladie d'Or en Diepgrond schadevergoeding wegens het niet bewaken door de bank van de marginverplichtingen. De bank erkende dat gedurende een periode de marginbewaking niet goed was geweest, maar verschilde van mening met Ladie d'Or en Diepgrond over de vraag of er sprake was van eigen schuld van Ladie d'Or en Diepgrond. De rechtbank achtte ook hier de deskundigheid en het initiatief van Diepgrond van belang, evenals het feit dat Diepgrond zelf een eigen administratie bijhield en dagelijks alle posities controleerde. Ladie d'Or en Diepgrond kregen een bewijsopdracht met betrekking tot bepaalde uitlatingen die een medewerker van de bank zou hebben gedaan over de marginverplichtingen. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de bank de schade zal moeten vergoeden die is geleden op optieposities die niet hadden mogen worden ingenomen bij een juiste marginberekening. Ladie d'Or en Diepgrond hoeven volgens de rechtbank geen genoegen te nemen met een globale berekening van de bank die neerkomt op het aangeven van het negatieve resultaat na sluiting van posities. De bank dient een historisch overzicht te presenteren van alle data waarop posities zijn ingenomen, de hoogte van de marginverplichting, de daarvoor aanwezige dekking en het resultaat van de bewuste transactie. De rechtbank wees erop dat de bank verplicht is die gegevens aan Ladie d'Or en Diepgrond te verstrekken, omdat zij verplicht is die gegevens bij te houden en Ladie d'Or en Diepgrond daarover te informeren. Uit doelmatigheidsoverwegingen kan de bank dat overzicht bij conclusie na enquête overleggen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Amsterdam
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
Execution only, marginverplichtingen
Bron
JOR 2005/38
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/53

Verder in 2005 nr.4

 Het effectenleaseproduct; zorgenkindje in beleggingsland

De uitspraak van de klachtencommissie DSI in hoger beroep omtrent het leasen van aandelen. Hoewel de strijd voortwoedt, trekken de kruitdampen langzaam op. De loopgravenoorlog waarin aanbieders ...

 Regulering van handel in grondstofderivaten nu en onder de MiFID

In verschillende EU-lidstaten is de handel in grondstofderivaten aan regulering onderworpen. Ook in Nederland zijn de effectenbemiddelingsbepalingen uit de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ('Wt...

 Rondom het nieuws

De parlementaire behandeling van het eerste deel van de Wet op het financieel toezicht. Op 9 en 15 maart jl. heeft de Tweede Kamer het eerste hoofdstuk van het voorstel van Wet op het financieel...