X / Dexia Bank
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Vast stond dat X met (de rechtsvoorgangster van) Dexia
Bank twee effectenlease-overeenkomsten, genaamd Korting
Kado, had afgesloten met een looptijd van 120
maanden. De rente stond over de eerste drie jaar vast en
was door X vooruitbetaald. De overeenkomst bevatte tevens
een formule ter berekening van een korting op het
rentepercentage na drie jaar voor de rest van de looptijd
aan de hand van de gemiddelde waardestijging van het
aandelenpakket over de eerste drie jaar. Toepassing
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
van
de formule leidde voor X tot nihil korting op het rentepercentage.
De kantonrechter verwierp het beroep van X op
dwaling. Volgens de kantonrechter vormden de gegevens
over het product voldoende inlichtingen over de aard,
kansen en risico's van het product om X in staat te stellen
welgeïnformeerd over deelname te besluiten of zich eerst
nog van advies van derden te voorzien. De mededeling
van een medewerker van Dexia Bank dat Korting Kado
net zo veilig was als zijn inleg in een beleggingsfonds
van SNS-Bank baatte volgens de kantonrechter X niet.
Onder meer zonder toelichting op het verloop van de gesprekken
konden de uitlatingen van de medewerker niet
anders worden gezien dan als een in algemene bewoordingen
gedane aanprijzing, welker betekenis door het
schriftelijke materiaal in de juiste proporties werd geplaatst,
aldus de kantonrechter. Dexia Bank was naar het
oordeel van de kantonrechter wel tekortgeschoten in de
op haar op grond van ongeschreven recht rustende bijzondere
zorgplicht om rekening te houden met belangen
van (potentiële) cliënten. Deze zorgplicht strekte zich volgens
de kantonrechter ook uit over de kredietverleningaspecten
van Korting Kado. Dexia Bank had zich naar het
oordeel van de kantonrechter moeten verdiepen, althans
aan X moeten aanbieden zich met hem te verdiepen, in
de vraag of hij de verplichtingen en risico's die hij aanging
kon overzien en zijn financiële situatie het aangaan
daarvan wel toestond. Het uitsluitend raadplegen van het
BKR-register door Dexia Bank achtte de kantonrechter onvoldoende.
De kantonrechter was verder van mening dat
X een eigen verantwoordelijkheid had te aanvaarden
voor het aangaan van de beide overeenkomsten met de
daaraan klevende gevolgen. Deze verhouding stelde de
kantonrechter op 60/40 in het nadeel van X, behoudens
ten aanzien van de looptijd van de overeenkomsten en de
'rentekortingsclausule'. In deze aspecten week het product
volgens de kantonrechter sterk af van wat een gemiddelde
consument, behalve bij de aankoop van een
huis, aan verplichtingen zoal aangaat. De kantonrechter
oordeelde dat tot verkoop van de aandelen moest worden
overgegaan. Hij was van mening dat Dexia Bank
geen aanspraak meer kon maken op termijnbetalingen na
ommekomst van de eerste drie jaar van de overeenkomsten.
Het had Dexia Bank, aldus de kantonrechter, gepast
in dit product een mogelijkheid in te bouwen om na drie
jaar, dus bij de afloop van het aanvankelijk bedongen rentepercentage,
de contracten te beëindigen. Het verschil
tussen de verkoopwaarde van de aandelen van die dag
en het nog openstaande bedrag aan hoofdsom diende
volgens de kantonrechter voor 40 procent voor rekening
van Dexia te komen en voor 60 procent voor rekening
van X.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.