Agrarische bedrijfswoning
mr. L.J. van Pelt*
n deze bijdrage1 geef ik een toelichting op verschillende aspecten van agrarische
bedrijfswoningen. Onder meer zal worden ingegaan op de rol van bestemmingsplannen
en de mogelijkheden van handhaving.
1. Regeling agrarische bedrijfswoningen in bestemmingsplannen
Kenmerkend voor het buitengebied is het open karakter zonder of met beperkte
bebouwing ter plaatse. Een weidse blik en fraaie doorzichten zijn zaken die het
wonen in het buitengebied zo geliefd maken. In toenemende mate ontstaat er dan ook
een druk op
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
het buitengebied waardoor de kenmerkende openheid in gevaar komt.
De overheden en met name de provincies zijn dan ook uiterst kritisch om nieuwbouwmogelijkheden
toe te staan. Het provinciale beleid is er op gericht om de agrarische-,
natuur- en landschapsfunctie te handhaven en daar waar mogelijk te versterken.
Het is nauwelijks mogelijk om niet-agrarische nieuwbouw in het buitengebied te
realiseren. De prijzen van bestaande agrarische bedrijfswoningen zijn dan ook de laatste
jaren fors gestegen.
Een bijkomstigheid is dat nieuwe zogenaamde burgerwoningen in het buitengebied
een beperkte inhoudsmaat mogen hebben (450 m3 tot 600 m3). Ook zijn de
uitbreidingsmogelijkheden voor bijgebouwen beperkt. Voor bestaande agrarische
woningen gelden deze beperkingen in het algemeen niet. Gelet op de specifieke functie
en de ruime kavels worden aan agrarische woningen in het algemeen nog geen
beperkingen opgelegd. Wel is de tendens dat niewe agrarische woningen ook beperkt
worden in hun inhoudsmaat die overigens wat ruimer is dan de burgerwoning.
Bouwaanvragen voor woningen worden veelal getoetst aan de agrarische noodzaak
van de betreffende woning. Gemeenten schakelen hiervoor veelal externe adviesbureaus
in. Vervolgens worden adviezen uitgebracht waarin de volwaardigheid van
het bedrijf wordt beoordeeld. Het komt wel eens voor dat het advies geen rekening
houdt met de bestemmingsplanvoorschriften waarin criteria worden genoemd om de
volwaardigheid te bepalen. Met name in oude bestemmingsplannen worden de criteria
in het plan zelf aangegeven.
Dat het opnemen van een bouwmogelijkheid in een bestemmingsplan niet altijd hoeft
te leiden tot het kunnen realiseren van de woning blijkt wel uit de casus “Zoetermeerse Meerpolders” (ABRvS 1 mei 2002, nr. 200100775/1). In het betreffende bestemmingsplan
werd een agrarische bedrijfswoning bij een niet-volwaardig agrarisch
bedrijf mogelijk gemaakt. Een derde was het met genoemde bouwmogelijkheid niet
eens. De Afdeling achtte het standpunt dat geen sprake is van een wezenlijke aantasting
van het provinciaal beleid verdedigbaar. De Afdeling heeft echter verder gekeken
en heeft geconstateerd dat sprake is van een afsplitsing. Er was bij het betreffende
bedrijf een woning afgesplitst en omgezet tot burgerwoning. Het zou strijdig zijn
met het beleid om in dit geval de bouw van een nieuwe bedrijfswoning mogelijk te
maken. De Afdeling komt dan tot de volgende uitspraak:
“… gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich niet in redelijkheid op het standpunt
kunnen stellen dat in het plan in zoverre een bedrijfswoning op het perceel wordt mogelijk
gemaakt niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Door het betreffende plan goed
te keuren hebben verweerders gehandeld in strijd met artikel 28 WRO in samenhang met
artikel 10.27 Awb.”
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.