Dierenarts in dilemma, de diergeneeskundige behandelingsovereenkomst en de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren
Mevr. mr. drs. J.E.Bosch-Boesjes
In 1992 is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren1 in werking getreden als sluitstuk
van een drietal samenhangende wetten - de Diergeneesmiddelenwet (DGW) 2 , de Wet op
de uitoefening van de diergeneeskunde (WUD) 3 en de Gezondheids-en welzijnswet voor
dieren (GWW) - die te zamen een uitgebreid stelsel van regels bevatten waarmee beoogd
wordt de diverse belangen die gemoeid zijn met de gezondheidszorg voor dieren, te beschermen.
Daarbij gaat het niet alleen om het
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
belang van de volksgezondheid en economische
belangen, maar ook om de belangen van het dier zelf, het welzijn van het dier. De
laatste jaren heeft het welzijn van dieren steeds meer accent, en ook een ander accent gekregen.
Vroeger werd met het welzijn van het dier vooral rekening gehouden indien daardoor
de produktiviteit kon worden verbeterd en werd dus indirect het economisch belang
gediend. Tegenwoordig is het welzijn van dieren een doel op zich geworden, hetgeen met
name blijkt uit de GWW. De GWW geeft voor allen die op een of andere wijze in relatie
tot dieren staan, immers niet alleen een regeling op het gebied van de zorg voor de gezondheid
van dieren (hoofdstuk 2), maar ook regels met betrekking tot de zorg voor het
welzijn van dieren (hoofdstuk 3).
Voor de dierenarts, die gezien zijn beroep nauw betrokken is bij de gezondheids- en
welzijnszorg voor dieren, zijn bovengenoemde wetten van groot belang. Hoewel de WUD
en de DGW meer van direct belang zijn voor zijn beroepsuitoefening, zal ook hij niet aan
de GWW voorbij kunnen gaan, niet alleen wegens de bepalingen uit hoofdstuk 2 (die
voornamelijk bepalingen uit de Veewet van 1920 en andere dierziektewetten vervangen,
zie art. 124 en 129 GWW), maar ook door de welzijnsbepalingen uit hoofdstuk 3.
In het hiernavolgende wil ik ingaan op de invloed die de welzijnsbepalingen in de
GWW zullen hebben op de positie van de dierenarts in zijn contractuele verhouding met
een eigenaar van een dier of met de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren. De dierenarts
neemt immers een - overigens niet te benijden - tussenpositie in. Enerzijds is hij gezien
zijn beroep bij uitstek de persoon die voor de belangen van het dier kan en moet
opkomen; gezondheidszorg, waaronder zorg voor het welzijn, behoort specifiek tot zijn
taak. Anderzijds heeft hij verplichtingen voortvloeiend uit zijn contractuele relaties. De
vraag is in hoeverre de welzijnsbepalingen uit de GWW en het belang van het dier in conflict komen met de belangen die de dierenarts geacht wordt te dienen op grond van zijn
contractuele relaties.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.