Samenwerkende partners en de fiscus
Mr. H.M. Dicou
1.1. In het onderhavige preadvies wil ik een aantal - voornamelijk fiscale - aspecten behandelen
van de situaties die zich kunnen voordoen als twee personen al dan niet binnen
huwelijk met elkaar samenwonen en door één van hen of door beiden een - agrarische -
onderneming wordt gedreven.
De nadruk daarbij zal - gezien het thema van deze dag - liggen op de samenwerkingsvormen
tussen echtelieden in de situatie dat zij beiden als ondernemer zijn
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
aan te merken.
Voordat ik op het thema in engere zin in ga, is het wenselijk om in het kort een aantal
algemene punten van de heffing van inkomstenbelasting bij echtgenoten/partners te belichten.
1.2. In art. 1 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna Wet IB) is de subjectieve
belastingplicht geformuleerd. Aan de heffing van inkomstenbelasting zijn onder
meer onderworpen natuurlijke personen die in Nederland wonen.
Op dit inleidende artikel volgen een aantal artikelen die handelen over de woonplaats
(art. 2), het belastbaar inkomen, het inkomen (art. 3) en het onzuiver inkomen (art. 4).
In art. 5 Wet IB wordt vervolgens tot uitgangspunt genomen dat iedere natuurlijke persoon
zelfstandig, los van diens persoonlijke omstandigheden, wordt belast voor zijn persoonlijk
inkomen. Dit uitgangspunt geldt zowel voor gehuwden als voor ongehuwden en
bij gehuwden ongeacht het gekozen huwelijksgoederenregime.
Het persoonlijk inkomen omvat onder meer de winst die een persoon behaalt uit een
voor zijn rekening gedreven onderneming en de zuivere inkomsten uit arbeid.
1.3. Het huwelijk is een door de wet geregelde samenwoningsvorm tussen man en
vrouw, die op velerlei terreinen gevolgen heeft. Te denken valt hierbij onder meer aan het
erfrecht, pensioenrechten en sociale-verzekeringswetten; bij de laatste categorie heeft het
al of niet bestaan van een huwelijk steeds minder betekenis.
Ook de Wet IB verbindt aan het bestaan van het huwelijk consequenties, zij het dat
personen die met elkaar zijn gehuwd doch duurzaam van elkaar gescheiden leven, niet als
gehuwden worden aangemerkt.
Van duurzaam gescheiden leven kan volgens HR 10 februari 1960, BNB 1960/77 worden
gesproken indien:
- de echtgenoten elk een eigen leven leiden als waren zij niet met elkaar gehuwd en deze
toestand door ten minste één hunner als bestendig is bedoeld;
- voor de echtgenoten buiten hun wil een toestand is ingetreden die samenleven binnen
afzienbare tijd onmogelijk maakt. De casuïstiek die voormeld arrest met zich brengt valt buiten het kader van dit preadvies
en zal ik niet verder behandelen.
Art. 5, lid 1 Wet IB bepaalt dat inkomensbestanddelen van een echtgenoot die niet tot
het persoonlijk inkomen en de persoonlijke verminderingen en vermeerderingen van het
onzuiver inkomen behoren - onder meer inkomsten uit vermogen en winst uit aanmerkelijk
belang - worden toegerekend aan de echtgenoot met het hoogste persoonlijk inkomen.
De huidige situatie is het - voorlopige - eindpunt van een ontwikkeling van
geleidelijke fiscale verzelfstandiging van de gehuwde vrouw, welke verzelfstandiging
mede haar oorzaak vindt in internationale verdragen zoals het Internationaal Verdrag van
New-York inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (art. 26, anti-discriminatie-artikel).
Volgens HR 27 december 1989, BNB 1990/61 kan de huidige regeling in de Wet IB de
toets aan voormeld art. 26 doorstaan; dit standpunt van de Hoge Raad is naar de mening
van prof. dr. Zwemmer1 niet erg overtuigend.
1.4. Anders dan het huwelijk heeft het huwelijksgoederenregime geen invloed op de
heffing van inkomstenbelasting. Als een onvermogende man met een positief persoonlijk
inkomen buiten gemeenschap van goederen huwt met een vermogende vrouw met een
persoonlijk inkomen van nihil, worden de inkomsten uit het vermogen van de vrouw toe
gerekend aan het inkomen van de man, en is deze de inkomstenbelasting daarover ver
schuldigd.
In de huwelijksvoorwaarden zal een bepaling moeten worden opgenomen dat de
vrouw het in verband met de toerekening ontstane belastingnadeel aan de man dient te
vergoeden. De exacte bepaling van het te vergoeden bedrag zal niet altijd eenvoudig zijn.
In de geschetste situatie zal ook voor de heffing van vermogensbelasting het vermogen
van de vrouw op grond van art. 5 van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (hierna Wet
VB) worden toegerekend aan de man; het is verstandig om ook voor dit belastingnadeel
een regeling te treffen.
1.5. Anders dan bij gehuwden vindt bij ongehuwden een toerekening van inkomensen
vermogenbestanddelen als hiervoor omschreven niet plaats. Dit betekent niet dat het
voeren van een gemeenschappelijke huishouding geen fiscale gevolgen kan hebben. De
Successiewet 1956 kent voor ongehuwd samenwonenden onder omstandigheden een zelf
de tarief en dezelfde vrijstellingen als voor gehuwden. Ook in de Wet IB bestaan een aan
tal faciliteiten voor ongehuwd samenwonenden, waarvan er een aantal in dit preadvies
aan de orde komen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.