'IMC Securities BV/AFM)'
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M. Hosemann
Het geschil draaide om door IMC verrichte transacties in
aandelen Wereldhave. IMC had een verkooporder ingelegd
voor 10 000 aandelen Wereldhave tegen een limietkoers van
€ 76,50. Die verkooporder is ten dele uitgevoerd en heeft
geleid tot het triggeren van een stop-lossorder van ABN
AMRO, die op haar beurt een koersval tot gevolg had. IMC
had tevens een kooporder ingelegd van 10 000 stuks op een
koers van € 73, die ook ten dele is uitgevoerd.
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Uiteindelijk
heeft IMC 6415 aandelen verkocht tegen een koers van
gemiddeld € 79,13. Volgens de AFM had IMC de intentie
de stop-lossorder van ABN AMRO te triggeren, om zo een
koersval te veroorzaken en zelf goedkoop aandelen te kunnen
kopen om die vervolgens na koersherstel weer te kunnen
verkopen. De AFM meende dat IMC art. 46b lid 1 sub
b Wte had overtreden en legde IMC een boete op van
€ 87 125. De vraag die de rechtbank diende te beantwoorden
was of de door IMC verrichte transacties in aandelen
Wereldhave kwalificeren als het verrichten of bewerkstelligen
van transacties teneinde de koers van de effecten op een
kunstmatig niveau te houden in de zin van art. 46b lid 1 sub
b Wte. De rechtbank was van mening dat een richtlijnconforme
interpretatie van de Richtlijn Marktmisbruik tot het
oordeel leidt dat niet alleen het op een koers houden, maar
ook het op een koers brengen valt onder de reikwijdte van
art. 46b lid 1 sub b Wte. Uit de bewoordingen van deze
bepalingen dat het verbod ziet op transacties die worden
verricht teneinde de koers op een bepaald niveau te houden
leidde de rechtbank af dat er sprake moet zijn van een
oogmerk om de koers op een bepaald niveau te houden of te
brengen. Aangezien uit het feitelijk handelen van IMC
volgens de rechtbank de intentie bleek van het veroorzaken
van de koersschommeling die op dat handelen volgde, concludeerde
de rechtbank dat IMC art. 46b lid 1 sub b Wte
had overtreden en dat de AFM derhalve bevoegd was een
boete op te leggen. Daarbij had de AFM naar de mening van
de rechtbank gebruik moeten maken van haar matigingbevoegdheid
en dat had de AFM niet gedaan. Mede omdat de
boete veel hoger was dan de door IMC behaalde winst, er
toentertijd sprake was van nieuwe wetgeving en omdat
vanwege een beleidswijziging van Euronext de kans aanzienlijk
minder is geworden dat een financiële onderneming nog
transacties zal doen met het oogmerk een door een derde
ingelegde stop-lossorder te triggeren, diende de boete te
worden beperkt. De rechtbank oordeelde aldus het beroep
gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde de
boete op € 20 000.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.