Samenloop van depositogarantiestelsel en uitdeling uit bancaire insolventie
mr. dr. G.C. van Daal*
Insolvente banken komen in Nederland zelden voor. Als
echter een bank is gefailleerd, dan zit daaraan een zowel
letterlijke als figuurlijke wetmatigheid vast. Bankfaillissementen
leiden namelijk stelselmatig tot – een roep om –
nieuwe wetten of wetswijzigingen. Zo hebben we de Wet
giraal effectenverkeer (Wge) te danken aan het faillissement
van de Bank Teixeira de Mattos.1 Het recente echec rond
het Nederlandse filiaal van het IJslandse Landsbanki Islands
HF2 – beter bekend als Icesave –
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
en vooral het feit dat daar
op grond van artikel 3:202 Wft pas de noodregeling op kon
worden van toepassing verklaard, nadat de IJslandse vergunning
van die bank was ingetrokken, hebben geheel conform
verwachting geleid tot oproepen dat de wet moet worden
aangepast.3 Naar aanleiding van wat heeft plaats gevonden
rond de eveneens eind 2008 ingezette deconfiture4 van De
Indonesische Overzeese Bank N.V. – beter bekend als Indover
– verwacht ik ook oproepen tot wijziging van de wet,
zij het op weer andere punten. Het uit 2005 daterende faillissement
van Van der Hoop Bankiers N.V.5 heeft inmiddels
tot zelfs twee wetsvoorstellen geleid, waarvan één tot ingrijpende
aanpassing van de Wge6 en waarvan één, dat tot aanpassing
van de Wft en de Faillissementswet (Fw),7 het met
ingang van 16 maart 2009 al tot wet heeft geschopt.8 Deze
laatste, recente wet (hierna: de Wetswijziging) regelt de in de
titel van dit stuk genoemde samenloop en is het onderwerp
van deze bijdrage. De Wetswijziging is op 11 november
2008 aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarbij heeft kennelijk
een groot gevoel van urgentie geheerst, ondanks de
zeldzaamheid van noodregelingen en bankfaillissementen en
de nog veel grotere zeldzaamheid – waarover verder hieronder
– van de door de Wetswijziging bestreken problematiek.
9 De Wetswijziging is namelijk slechts een ruime maand
na de aanbieding, op 18 december 2008, bij acclamatie aangenomen
in de Tweede Kamer.10 De Eerste Kamer nam de
Wetswijziging zonder beraadslaging en zonder stemming
aan op 10 februari 2009.11 Nu de Wetswijziging op 16
maart 2009 in werking is getreden, kunnen we zinvol bezien
wat de inhoud van de Wetswijziging is en kunnen we ons
afvragen welke doelen de Wetswijziging beoogt te bereiken,
alsmede in hoeverre die realistisch zijn.
Het depositogarantiestelsel zoals opgenomen in de artikelen
3:258-267 Wft is door Verbunt en Verjans uitgebreid beschreven
in het vorige nummer van dit tijdschrift.12 De
Wetswijziging en ook het depositogarantiestelsel – dat laatste
althans zoals dat enige tijd geleden gold – zijn eveneens
beschreven door Claassen en Snijders in het aprilnummer van vorig jaar van dit tijdschrift.13 Met zulke recente uiteenzettingen
in dit tijdschrift kan ik de beschrijving van het
depositogarantiestelsel kort houden,14 en mij bij deze grotendeels
beperken tot een verwijzing naar die eerdere bijdragen.
De Wetswijziging zelf zal ik wél in meer detail bespreken,
onder andere omdat ik daartegenover bepaald kritischer
sta dan Claassen en Snijders. Ik meen namelijk dat de
twee belangrijkste oogmerken van de Wetswijziging – voorkomen
van ongelijke behandeling van crediteuren van een
falende bank en voorkomen van hoofdelijkheid van De Nederlandsche
Bank N.V. (DNB) voor de deposito’s bij de
falende bank – aan de ene kant een kanon vormen waarmee
op een mug wordt geschoten en aan de andere kant een
oplossing van een non-existent probleem zijn.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.