Praktijkcasus.Waardering deelnemingen tegen kostprijs in de enkelvoudige jaarrekening
M. Hoogendoorn en S. Böhmer*
Casusbeschrijving
Deelnemingen in groepsmaatschappijen, in joint ventures en
geassocieerde deelnemingen (deelnemingen waarin invloed
van betekenis op het zakelijke en financiële resultaat wordt
uitgeoefend) dienen volgens art. 2: 389 lid 1BWin de enkelvoudige
jaarrekening te worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde.
Art. 2: 389 lid 10 BWstelt echter: ‘Wegens
in de toelichting te vermelden gegronde redenenmag worden
afgeweken van toepassing van lid 1.’
RJ 214.325 bepaalt hieromtrent ‘Er kunnen redenen zijn,
zoals internationale verstrengeling of toepassing van art. 2:408
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
BW, op grond waarvan het verantwoord is art. 2:389 lid 1
BW in de enkelvoudige jaarrekening niet toe te passen, naast
het inzicht dat de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij
geeft. Dit betekent dat een rechtspersoon,
die art. 2:408 BWtoepast, zijn deelnemingenmag waarderen
tegen de verkrijgingsprijs.’
Art. 2:408 BW betreft de vrijstelling van deelconsolidatie
voor tussenholdings, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan,
waarvan de belangrijkste is dat de moedermaatschappij
een geconsolideerde jaarrekening opmaakt die voldoet aan
de eisen die in Nederland (of vergelijkbaar) aan een geconsolideerde
jaarrekening worden gesteld. In de enkelvoudige
jaarrekening van de tussenholding mogen deelnemingen dan
worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De gegronde
reden die daar waarschijnlijk achter zit is administratieve
eenvoud. De reden kan niet zijn dat de tussenholding niet
aan de vereiste informatie van de dochter kan komen. In dat
geval komt consolidatie niet aan de orde wegens gebrek aan
zeggenschap. Er is dan geen beroep op de consolidatievrijstelling
van art. 2:408 BW noodzakelijk.
Naast toepassing van art. 2:408 BW noemt de RJ, in navolging
van deMemorie van Toelichting, internationale verstrengeling
als reden voor het mogen afwijken van art. 389 lid 1
BW (dat wil zeggen, als reden om de deelnemingen tegen
kostprijs op te nemen). De RJ werkt dit argument niet verder
uit. Het argument van internationale verstrengeling werd
destijds bij de totstandkoming van art. 2: 389 BWgeïnitieerd
door Unilever, die vanwege zijn Brits-Nederlandse karakter
en een egalisatie-overeenkomst tussen Britse en Nederlandse
aandeelhouders een gelijke enkelvoudige jaarrekening wenste
van de NV en de Plc. Omdat UK GAAP verplichtte tot waardering tegen kostprijs, kon Unilever op grond van art.
2:389 lid 9 BW zijn deelnemingen ook in de Nederlandse
jaarrekening tegen kostprijs waarderen.
De vraag is in hoeverre het argument van internationale verstrengeling,
of een ander argument, een reden kan zijn om
toe te staan dat deelnemingen in de enkelvoudige jaarrekening
worden gewaardeerd tegen kostprijs.Het uitgangspunt daarbij
is dat toepassing van de consolidatievrijstelling van art. 2:408
BW niet aan de orde is.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.