Tijdschrift voor Financieel Recht 2006 nr. 7/8

Klachtencommissie DSI

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius

Eind 1999 ging de belegster met de instelling een relatie van vermogensbeheer aan. De belegster heeft de instelling schriftelijk en expliciet te kennen gegeven een verdeling te wensen van 70% aandelen en 30% obligaties. Tot de klachten behoorde het verwijt dat de instelling zich aan de gewenste verdeling niet had gehouden. In de oordeelsvorming van de Klachtencommissie was de zojuist genoemde instructie van groot belang, evenals de kwalificatie ‘neutraal’ van het risicoprofiel, dat op uitdrukkelijk verzoek

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

van de belegster aldus was vastgelegd, nadat zij bezwaar had gemaakt tegen de omschrijving ‘neutraal tot bovenneutraal’. Reeds hieruit had de instelling naar de mening van de Klachtencommissie moeten begrijpen dat het beheer had moeten worden georiënteerd op de wens al te grote risico’s te vermijden. Om die reden werd het verweer van de instelling verworpen dat de beheerovereenkomst de passage bevatte dat er geen restricties golden ten aanzien van de keuze van verschillende beleggingscategorieën. De Klachtencommissie constateerde dat de instelling haar eigen voorkeur voor beleggen in aandelen had laten prevaleren boven de schriftelijke instructie van de belegster. Het feit dat de belegster niet had geprotesteerd tegen het beleggen in uitsluitend aandelen hief die tekortkoming naar het oordeel van de Klachtencommissie niet op. De Klachtencommissie stelde vast dat de in artikel 7:401 BW bedoelde bijzondere zorgvuldigheid met zich brengt dat duurzame afwijkingen van de overeengekomen grondslagen in een beheerrelatie onverwijld en ondubbelzinnig moeten worden vastgelegd en bevestigd door de cliënt, temeer indien de cliënt duidelijke en schriftelijke instructies heeft gegeven, zoals hier het geval was. Weliswaar had de belegster haar tevredenheid geuit met het aanvankelijk behaalde beleggingsresultaat, maar de instelling mocht daaruit niet afleiden dat de belegster haar aanvankelijke instructie had gewijzigd en afstand had gedaan van de eerder nadrukkelijk gezochte risicobeheersing. Derhalve werd het beroep van de instelling op eigen schuld zijdens de belegger verworpen. Gelet op de ernst van het verwijt achtte de Klachtencommissie bovendien het beroep van de instelling op de in de beheerovereenkomst opgenomen aansprakelijkheidsuitsluiting en het beroep op de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Uitgangspunten voor de schadeberekening waren de datum waarop de instelling het belang in obligaties had verkocht en volledig in aandelen was gaan beleggen en de datum waarop de belegster zich voor compensatie tot de instelling had gewend. De Klachtencommissie oordeelde dat aan de belegster een bedrag van € 789 880 diende te worden vergoed.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Klachtencommissie DSI
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
Vermogensbeheer
Bron
KCD 06-120
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/878

Verder in 2006 nr.7/8

 (Middellijke) vertegenwoordiging bij beleggingsfondsen

Het land der beleggingsinstellingen is verdeeld in twee provincies. Aan de ene kant vindt men er de provincie van beleggingsmaatschappijen. Dit zijn rechtspersonen die voor eigen rekening belegg...

 Het jaarverslag 2005 van De Nederlandsche Bank N.V.

In de algemene vergadering van vandeelhouders van 10 mei jl. presenteerde de directie van De Nederlandsche Bank N.V. (‘DNB’) haar jaarverslag over 2005. In het verslag, met als sluitstuk de jaar...

 Markttoetreding financiële dienstverleners: verbod en vergunningverlening ingevolge de Wet financiële dienstverlening

Met de Wet financiële dienstverlening (‘Wfd’) is vastgelegd aan welke kwaliteitskenmerken financiële dienstverleners en hun financiële dienstverlening moeten voldoen. De doelstelling van de Wfd ...

 Analyse van integriteitrisico’s bij cliëntacceptatie in de trustbranche; Een constante monitoring van cliënten in de trustbranche

Sinds 1 maart 2004 is de Wet toezicht trustkantoren (Wtt)1 van kracht en is De Nederlandsche Bank (DNB) aangewezen als toezichthouder. Ter uitvoering van zijn taak heeft de toezichthouder onder ...

 Rondom het nieuws; Papier hier, dank u wel!

Zelden zal een hoogleraar sneller praktisch succes hebben geoogst met zijn oratie dan mijn collega Wouter Kalkman, bijzonder hoogleraar Verzekeringsrecht aan de UvA en tevens werkzaam bij ING. I...