Arresten Hof en Hoge Raad (Van Vroenhoven/ING Bank)
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Van Vroenhoven had met ING een relatie van vermogensbeheer
en was van mening dat de bank was tekortgeschoten
in de nakoming van haar verplichtingen onder de
beheerovereenkomst. Volgens Van Vroenhoven had de
bank hem onvoldoende gewaarschuwd voor de risico’s
van beleggen met geleend geld, het vermogen onzorgvuldig
beheerd, de pensioenbestemming van het vermogen
veronachtzaamd en geen op de persoonlijke omstandigheden
van Van Vroenhoven toegesneden beheer gevoerd.
Het verwijt dat niet was gewaarschuwd voor de risico’s
van
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
beleggen met geleend geld werd gepasseerd, omdat
die risico’s zich naar de mening van het hof niet hadden
verwezenlijkt. Bovendien achtte het hof het van belang dat
Van Vroenhoven een opleiding tot accountant had genoten,
zodat hem voldoende kennis en inzicht mocht worden
toegedicht om de kredietfaciliteit en de daaraan verbonden
risico’s te begrijpen. Juist omdat de reikwijdte van de
zorgplicht mede afhankelijk is van de mate van deskundigheid
van de belegger kwam het hof tot de conclusie dat
een eventueel onvoldoende waarschuwing voor de risico’s
van beleggen met geleend geld in dit geval geen tekortkoming
van de bank opleverde in haar zorgplicht jegens Van
Vroenhoven. De klacht van het onzorgvuldig gevoerde
beheer werd eveneens gepasseerd. Er was sprake van
vrijehandbeheer, hetgeen betekent dat de bank het beheer
naar eigen inzicht mag voeren, met als kaders het overeengekomen
beleggingsprofiel. De bank heeft Van Vroenhoven
doorlopend bericht over wijzigingen in de beleggingen,
Van Vroenhoven kreeg periodiek overzichten van de
samenstelling van het belegde vermogen en van tijd tot
tijd waren er besprekingen tussen de bank en Van Vroenhoven
over het beheer. Het hof constateerde dat Van
Vroenhoven het beheer steeds actief volgde en daarover,
evenals over ontwikkelingen in de markt, specifieke vragen
stelde, die de bank steeds beantwoordde. Dat gegeven, in
samenhang met het opleidingsniveau van Van Vroenhoven,
bracht het hof tot de conclusie dat de bank niet in
enige waarschuwings- of informatieplicht tekort was geschoten.
Bovendien brengt vrijehandbeheer naar de mening
van het hof mee dat de belegger afstand doet van de
bevoegdheid bepaalde transacties te verordonneren. Het
verwijt dat de bank bepaalde wensen van Van Vroenhoven
niet had opgevolgd leverde op zichzelf dan ook geen
tekortkoming van de bank op. Met betrekking tot de
gestelde veronachtzaming van de pensioenbestemming
van het belegd vermogen overwoog het hof dat Van
Vroenhoven de bank bij aanvang van de relatie niet had
medegedeeld dat het vermogen bestemd was ten behoeve
van zijn pensioen. Het verwijt dat het gevoerde beheer niet
individueel en op de persoonlijke omstandigheden en
wensen van Van Vroenhoven was toegesneden was gebaseerd
op het feit dat de bank voor haar beheer gebruikmaakte
van een modelportefeuille. Naar de mening van
het hof volgde uit dit enkele feit niet dat er voor het beheer
geen rekening is gehouden met de individuele omstandigheden
van Van Vroenhoven. Al met al concludeerde het
hof dat de bank bij de uitvoering van de overeenkomst tot
vermogensbeheer niet was tekortgeschoten in de op haar
rustende zorgplicht jegens Van Vroenhoven. Het hof bekrachtigde
het bestreden vonnis.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.