Vonnissen Rechtbank (anoniem/Friesland Bank)
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
De bank had eisers voor in totaal NLG 6 miljoen aan beleggingskrediet
verschaft, waarmee door eisers op speculatieve
wijze en met verlies is belegd. Eisers hielden de
bank aansprakelijk voor hun verliezen, met het argument
dat de bank haar zorgplicht had geschonden. De rechtbank
overwoog dat de omvang van de zorgplicht afhangt van de
omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de
relatie. In casu was niet duidelijk of er sprake was van een
beleggingsadviesrelatie
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
of van een execution only-relatie.
De bank rekende voor beleggingsadvies en execution only
dezelfde tarieven, waardoor de onduidelijkheid verder
werd vergroot. Eisers gaven louter orders door, die steeds
zonder meer werden uitgevoerd, maar er hadden ook
gesprekken plaatsgevonden waarbij de bank actief meedacht.
De rechtbank kwam dan ook tot de conclusie dat de
relatie tussen partijen elementen van een beleggingsadviesrelatie
en van een execution only-relatie bevatte. Op
grond daarvan kwam de rechtbank tot de conclusie dat er
geen reden was een verzwaarde dan wel een verminderde
zorgplicht aan te nemen. De rechtbank verwierp het betoog
van eisers dat de bank pas sinds 2002 een risicoprofiel heeft vastgelegd. In de eerste plaats bestond de
verplichting om informatie over cliënten schriftelijk vast te
stellen pas vanaf 1 januari 2002. Dat eisers pas vanaf juni
2002 hun medewerking wilden verlenen aan herhaalde
verzoeken van de bank om tot een risicoprofiel te komen,
kon de bank naar de mening van de rechtbank niet worden
aangerekend. In de tweede plaats bestond de informatie
om inlichtingen in te winnen al wel voor 1 januari 2002,
maar aan die verplichting was naar de mening van de
rechtbank voldaan omdat de bank zich bij aanvang van de
relatie al op de hoogte had gesteld van de omstandigheden
van eisers. Eisers verweten de bank voorts dat er
langdurige dekkingstekorten zijn geweest in hun portefeuilles
en dat de bank tijdens die tekorten op grote schaal
nieuwe marginverhogende verliesgevende transacties had
toegestaan, in strijd met artikel 28 NR. In de procedure was
vast komen te staan dat partijen verschillende methoden
hanteerden voor het berekenen van dekkingstekorten. De
rechtbank volgde de bank in haar standpunt dat saldi van
verschillende rekeningen mogen worden meegeteld,
evenals de kredietruimte die een cliënt op basis van een
kredietovereenkomst heeft. Eisers hadden bij het bepalen
van hun dekkingstekorten kennelijk ook de saldi betrokken
van de rekeningen die voor aanzuivering van de tekorten
op de effectenrekeningen waren gebruikt. Die rekeningen
vertoonden uiteraard een lager saldo, omdat daarvan
immers bedragen waren overgeboekt naar de effectenrekening.
Zou men die lagere saldi vervolgens gaan meetellen
bij het bepalen van de dekkingstekorten, zou er per
definitie nooit tot enige aanzuivering kunnen worden gekomen,
aldus de rechtbank. Uitgaande van de berekeningswijze
van de bank concludeerde de rechtbank dat er
weliswaar perioden van dekkingstekort zijn geweest, maar
tegelijkertijd constateerde de rechtbank dat die tekorten
binnen de daarvoor gestelde termijn steeds waren aangezuiverd.
Ten aanzien van het verwijt dat de bank onvoldoende
zou hebben gewaarschuwd voor de risico’s van
beleggen met geleend geld overwoog de rechtbank enerzijds
dat de bank bij aanvang van de relatie informatie over
eisers had ingewonnen, op grond waarvan de bank mocht
concluderen met ervaren beleggers te maken te hebben,
terwijl de bank ook de terugbetalingscapaciteit van eisers
was nagegaan en ten slotte, aldus de rechtbank, hadden
eisers een optieovereenkomst getekend waarin was opgenomen
dat zij zich bewust waren van de aan optiehandel
verbonden risico’s. Anderzijds was de rechtbank van mening
dat deze omstandigheden de bank niet ontsloegen
van haar verplichting zich ervan te vergewissen dat eisers
zich bewust waren van het feit dat de dekking van het
neerwaartsekoersrisico niet meer aanwezig was bij het
steeds maar weer orders plaatsen. Omdat de bank nimmer
blijk heeft gegeven enig signaal te hebben doen uitgaan
richting eisers, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de
bank op dat punt haar zorgplicht had geschonden. Daarnaast
had de bank uitvoering gegeven aan overboekingsopdrachten
van eisers waarmee in feite extra kredietfaciliteiten
werden verstrekt, zonder dat de bank eisers had
gewezen op de grotere risico’s die daardoor werden gelopen.
Op basis van deze twee zorgplichtschendingen verklaarde
de rechtbank voor recht dat de bank toerekenbaar
tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen
jegens eisers. De rechtbank meende evenwel ook dat de
schade mede door toedoen van eisers zelf is ontstaan.
Eisers hadden er zelf voor gekozen om met geleend geld
te gaan beleggen, terwijl zij wisten wat de risico’s daarvan
waren. Verder hadden eisers, hoewel zij kennelijk van
mening waren dat de administratieve en financiële situatie
bij de bank niet goed was, nimmer om opheldering gevraagd.
De rechtbank overwoog dat 20% van de schade
voor rekening van eisers moest blijven en verwees de zaak
naar de schadestaatprocedure ter bepaling van de omvang
van de schade.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.