Art. 1 EP: een handvat voor de verhuurder van bedrijfsruimte?
A. van der Hilst en N. Eeken*
Het Nederlandse wettelijke systeem voor huurrecht bevat vele regels van (semi-)dwingend recht. Partijen kunnen hier in beginsel niet (ten nadele van de huurder) van afwijken. In veel gevallen is de verhuurder ook de eigenaar van de betreffende ruimte. Dit betekent dat het Nederlandse huurrecht de rechten van de eigenaar, om te beschikken over zijn eigendom zoals hem dat goeddunkt, beperkt. In Nederland kende men tot de inwerkingtreding in 1954 van het Eerste Protocol (hierna: EP)
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) geen zelfstandig grondrecht op eigendom. Wel bestond reeds toen art. 14 van de Grondwet (hierna: Gw), waarin het recht op schadevergoeding bij onteigening was neergelegd en waarin volgens Peters de bescherming van het eigendomsrecht werd verondersteld.1 Op 4 november 1950 is het EVRM ondertekend, dat op 3 oktober 1953 in werking is getreden. In dit verdrag is een aantal grondrechten vastgelegd voor de inwoners van de lidstaten en is voorzien in de oprichting van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM), dat de naleving hiervan toetst.2 Na inwerkingtreding van het EVRM zijn 15 protocollen toegevoegd die geacht worden onderdeel uit te maken van het verdrag zelf. In het Eerste Protocol, dat op 18 mei 1954 in werking is getreden, is in art. 1 het recht op eigendom opgenomen. Dat het opnemen van het recht op eigendom als grondrecht niet geheel onomstreden is, blijkt onder meer uit de plaatsing van het recht in het Eerste Protocol in plaats van in het verdrag zelf.3 Inmiddels maakt het recht op eigendom echter een integraal onderdeel uit van de Nederlandse rechtsorde op basis van art. 93 Gw.4 Hierdoor kan het van invloed zijn bij het toepassen van Nederlandse wetten en kan het deze zelfs buiten toepassing stellen (art. 94 Gw5).
De meeste huurrechtelijke discussies over art. 1 EP gaan over de (mogelijke) invloed daarvan op het huurprijsbeschermingsstelsel voor woonruimte.6 Gelet op de doelgroep van dit tijdschrift zullen wij in dit artikel bespreken wat de invloed van art. 1 EP zou kunnen zijn op de verhuur van bedrijfsruimte.
In de volgende paragraaf zal allereerst worden ingegaan op (de verschillende criteria van) art. 1 EP. In de derde paragraaf wordt de belangrijkste (Europese) jurisprudentie besproken waarin art. 1 EP is toegepast in huurrechtelijke kwesties. In paragraaf 4 bespreken wij welke toepassingsmogelijkheden bestaan voor art. 1 EP in het Nederlandse huurrecht voor bedrijfsruimte. Daarna worden de mogelijkheden die art. 1 EP specifiek de verhuurder van 230a-ruimte biedt verder uitgediept. Vervolgens zullen wij nog kort stilstaan bij een aantal formele aspecten betreffende de toepassing van art. 1 EP. In de afrondende paragraaf geven wij een korte samenvatting alsmede een prognose van de kans dat de verhuurder van 230a-bedrijfsruimte daadwerkelijk kan profiteren van een beroep op art. 1 EP. Tevens doen wij een (klemmend) beroep op de wetgever tot het doorvoeren van een wetswijziging.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.