E-mail als verzendmethode voor de verzendplicht van artikel 588a Sv
C.M. Pelser*
In een recent vonnis van de Rechtbank Maastricht wordt een officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vervolging verklaard, nadat zij in een verstekzaak tot twee maal toe heeft geweigerd de verzendplicht van art. 588a Sv na te leven.1 De verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats had bij het politieverhoor aangegeven, dat hij over een e-mailadres beschikt dat hij geregeld op binnengekomen berichten controleert. De rechtbank maakte hieruit op dat de verdachte via dit e-mailadres op
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de hoogte wilde worden gehouden van zijn strafzaak en gaf het openbaar ministerie de opdracht om de verdachte per e-mail te informeren over de inhoud van de tenlastelegging, de dag en het tijdstip van de terechtzitting, alsmede de rechten van de verdachte, met bevel tot oproeping van de verdachte voor de nadere terechtzitting. Op de nadere terechtzitting werd geconstateerd dat de officier van justitie de opdracht niet had uitgevoerd. Het onderzoek ter terechtzitting werd daarom nogmaals geschorst, met handhaving van de opdracht en bevel tot oproeping van de verdachte. Toen twee maanden later bleek dat de opdracht opnieuw niet was uitgevoerd omdat de officier van justitie op het standpunt stond dat deze buitenwettelijk was, zat er voor de rechtbank niets anders op dan de officier van justitie haar vervolgingsrecht te ontnemen.
Het vonnis valt op door de introductie van een nieuwe methode van verzending. Hoewel digitalisering en informatisering een steeds belangrijkere plaats krijgen in de rechtspraak, getuige onder meer het toenemende gebruik van digitale dossiers in de rechtszaal, is voor de verzendplicht van art. 588a Sv niet eerder toezending aan een e-mailadres als mogelijkheid gesteld. De digitalisering van de strafrechtspleging loopt in dit verband achter op het bestuursrecht en het privaatrecht.2 De wettelijke beletselen om langs de elektronische weg processen-verbaal op te maken zijn recentelijk weggenomen, door de invoering van het elektronisch proces-verbaal en het digitaal afschrift daarvan.3 Het digitaal afschrift van de dagvaarding en de mogelijkheid tot elektronische toezending daarvan bestaan echter formeel nog niet (laat staan de mogelijkheid om elektronisch te betekenen4) en het gebruik van elektronisch verkeer voor het verzenden van afschriften van de dagvaarding heeft in parlementaire stukken ook (nog) geen aandacht gehad.5 De enige vorm van elektronische verzending die het Wetboek van Strafvordering thans kent is de toezending aan de uitvoerende lidstaat van bevelen tot inbeslagneming op grond van een andere lidstaat van de EU (art. 552tt lid 3 Sv).
In het vonnis wordt een extensieve interpretatie gegeven aan de art. 585 en 588a Sv, in de kennelijke veronderstelling dat de verzendplicht van art. 588a Sv ook zonder nadere regelgeving per e-mail uitvoerbaar is. En waarom ook niet? Waarom zou je een verdachte die aangeeft enkel via een e-mailadres bereikbaar te zijn, deze ‘aanvullende faciliteit, die vanwege justitie aan de verdachte wordt geboden’6 onthouden? Vrijwel elke kopieermachine heeft tegenwoordig scanfuncties en het per e-mail verzenden van een pdf-bestand is evenzo gemakkelijk. Maar ligt het wel zo eenvoudig? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet dieper worden ingegaan op het doel en de achtergrond van art. 588a Sv.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.