Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2011 nr. 3

‘Ceci n’est pas uneligne directe’

mr. R. de Vlam en mr. M. Oosterhuis*

Annotatie bij uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven van 15 december 2010 – LJN BO8299 Inleiding De hier besproken uitspraak betreft het beroep dat was in­gesteld tegen de weigering van de Raad van Bestuur van de Mededingingsautoriteit (hierna: NMa), om een ontheffing te verlenen als bedoeld in art. 15, lid 2 van de Elektriciteitswet 1998, van de verplichting om voor een net een netbeheerder aan te wijzen.1 Het beleid met betrekking tot dergelijke ontheffingen is

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

door de Minister van EL&I (hierna: de Minister) aangescherpt in Ministeriële Beleidsregels van 9 januari 2009 (hierna: Be­leidsregels),2 teneinde recht te doen aan de noodzaak om ook bij zogenaamde ‘particuliere netten’ derdentoegang te borgen, één en ander in navolging van het arrest ‘Citiworks’ van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) van 22 mei 2008.3 Al eerder werd in NTE gesignaleerd4 dat zich bij de toepas­sing van de ontheffingscriteria een tendens van aanscherping aftekent. Aanvankelijk voerde de (toenmalige) directeur van de Dienst Toezicht en uitvoering Energie (hierna: DTe)5 een beleid, waarbij ontheffing werd verleend zodra aan een van de ontheffingsvoorwaarden werd voldaan (‘ja, zodra’). De meer restrictieve ontheffingspraktijk, die na het Citiworks-arrest nog strenger is geworden, tendeert eerder naar ‘nee, tenzij’. Dat lijkt ook het geval bij de onderhavige weigering die de toets door het College van Beroep voor het bedrijfsle­ven (hierna: CBb) heeft doorstaan. In de uitspraak van het CBb komt naast de toetsing aan ont­heffingsgronden van art. 15, lid 2 van de Elektriciteitswet 1998 – enigszins summier - ook de toetsing aan de Europe­se richtlijnen6 aan bod en in het bijzonder de regeling van de ‘directe lijnen’.7 Hieronder komen, na een bespreking van de casus, beknopt de weigeringgronden aan de orde en wordt nader ingegaan op de kwestie van de directe lijn. Bij de implementatie van Richtlijn 96/92 in de Elektriciteits­wet 1998 is de directe lijn er (tot de dag van vandaag) be­kaaid afgekomen. De regeling voor een ontheffing voor de aanwijzing van een netbeheerder werd daarvoor wel toe­reikend geacht.8 Dat is wel wat schraal, want de directe lijn neemt in de Europese richtlijnen een bijzondere plaats in. De Europese Richtlijnen beogen de vorming van een Eu­ropese vrije markt voor elektriciteit. De non-discriminatoi­re nettoegang is daarvoor het meest belangrijke middel ge­weest. Echter, naast de regulering van nettoegang voor concurrentie over het net is de regeling van directe lijnen opgenomen (mede) om een vorm van concurrentie met of buiten het net om mogelijk te maken. Deze bijzondere plaats wordt gehandhaafd in Richtlijn 2009/72, waarin het ‘gesloten distributiesysteem’ wordt ge­ïntroduceerd naast de directe lijn. Het thans aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met de implementatie van deze laatste Richtlijn 2009/72,9 lijkt voor het eerst deze bijzondere plaats te onderkennen (al valt over de implementatie nog wel het één en ander op te merken). Bij het restrictieve ontheffingsregime van de Nederland­se implementatie komt de toepassing van de directe lijn als marktmiddel niet tot wasdom. Is in dat perspectief bezien het resultaat van deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) nu bevredigend?

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
mr. R. de Vlam en mr. M. Oosterhuis*
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:NTE/9314

Verder in 2011 nr.3

 Voorwoord

In de artikelen in deze aflevering staat de aansprakelijkheidsvraag centraal, eerst de aanspra­kelijkheid van houders van een vergunning voor CO2-opslag, vervolgens de aansprakelijk­heid van non-op...

 CO2-opslag in Nederland:wie is bereid het financiëlerisico te dragen?

werd als argument aangedragen dat voor dit project onvol­doende draagvlak aanwezig was. Behalve een voldoende maatschappelijk draagvlak, zal de overheid zich tevens moeten verzekeren van voldoende ...

 Directe aanspraken vanderden op de deelnemers in een upstream joint venture. Enkele significante verschillen tussen Nederland, Engeland en de Verenigde Staten

Dit artikel vergelijkt de civielrechtelijke aansprakelijk­heid van non-operators in een upstream joint venture je­gens derden in Nederland, Engeland en de Verenigde Staten op grond van hetzij een o...

 Smart Grids - het juridischkader en de praktijk. Verslag NeVER bijeenkomst 10 maart 2011

Op 10 maart 2011 vond ten kantore van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn te Den Haag een bijeenkomst plaats van de Nederlandse Vereniging voor Energierecht (NeVER). Frits Wattjes en Marijke Bootsm...

 ‘Ceci n’est pas uneligne directe’

Annotatie bij uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven van 15 december 2010 – LJN BO8299 Inleiding De hier besproken uitspraak betreft het beroep dat was in­gesteld tegen de weigering ...

 Compensatievergoedingen doorstaan toerekeningstoetsex art. 6:98 BW. Een logische of verrassende uitkomst?

Annotatie bij: Hoge Raad 29 april 2011, 10/02729, LJN BQ2935, inzake Bouwcombinatie BR-4 V.O.F. c.s., eiseressen tot cassatie, tegen Liander N.V., verweerster in cassatie

 Actualiteiten en signaleringen

Rapporten en overige publicaties In deze rubriek worden jaarverslagen, rapporten en overige publicaties besproken die inzicht bieden in de energiesector c.q. de ontwikkelingen van het energie­rech...