Steunmaatregelen voor de publieke omroep en diensten van algemeen economisch belang
dr. mr. S. Verschuur en mr. L. ten Hove*
Het publieke omroepbestel wordt in Nederland mede gefinancierd door de Staat. Dit roept de vraag op hoe deze financieringen zich verhouden tot de Europees rechtelijke regels aangaande staatssteun.
De Nederlandse publieke omroepen zijn belast met een dienst van algemeen economisch belang (hierna: DAEB). In het Altmark-arrest is uitgemaakt dat overheidsfinanciering van ondernemingen die zijn belast met een DAEB, geen staatssteun vormt in de zin van art. 107 lid 1 van het Verdrag voor de Werking van
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de Europese Unie (hierna: VWEU) indien de financiering - kort gezegd - beperkt blijft tot de kosten die nodig zijn voor de uitvoering van DAEB (de openbare dienstverplichting).1 De redenering achter deze zogenaamde compensatiebenadering is dat overheidssteun als tegenprestatie voor de verrichting van de DAEB geen voordeel oplevert voor de onderneming ten opzichte van haar concurrenten. Wanneer niet aan de criteria van dit arrest wordt voldaan, vormt de overheidsfinanciering wel staatssteun, maar kan vervolgens nog worden bezien of de steun verenigbaar is met de interne markt op grond van art. 106, lid 2 VWEU.2 Deze bepaling voorziet in een uitzondering op het verbod op staatssteun voor ondernemingen die zijn belast met het beheer van een DAEB. De overheidsfinanciering voor een dergelijke onderneming moet dan wel evenredig zijn, wat betekent dat alleen de nettokosten voor de uitoefening van de publieke taak mogen worden gecompenseerd.
Zowel het Altmark-arrest als art. 106, lid 2 VWEU bieden dus ruimte voor overheidsfinanciering van de Nederlandse publieke omroep. Het verschil tussen beide regimes (Altmark en art. 106, lid 2 VWEU) komt nader aan de orde in de hier te bespreken uitspraak van het Gerecht van 16 december 20103 waarin de overheidsfinanciering van de Nederlandse Staat aan de Nederlandse Omroep Stichting (hierna: NOS) wordt getoetst aan de regels voor staatssteun. Het Gerecht oordeelde dat de ad-hocbetalingen die de Nederlandse Staat aan de NOS had gedaan staatssteun vormden die onverenigbaar waren met de interne markt. Het Gerecht meende namelijk dat deze betalingen ruimhartiger waren dan noodzakelijk voor de verrichting van de DAEB van de NOS.
1. Inleiding
Art. 106, lid 2 VWEU bepaalt dat ondernemingen die zijn belast met een dienst van algemeen economisch belang alleen onder de regels van het Verdrag vallen, voor zover dit de toepassing van hun openbare taak niet verhindert. Uit de mededeling van de Commissie over diensten van algemeen belang blijkt dat de lidstaten over een ruime beoordelingsvrijheid beschikken om te definiëren wat zij beschouwen als DAEB’s.4 Deze beoordelingsvrijheid is ook vastgelegd in protocol 9 bij het VWEU (Protocol inzake diensten van algemeen belang).5 Ook in de omroepsector beschikt de overheid over deze beoordelingsvrijheid.6 De EU geeft de lidstaten de ruimte om een publiek omroepbestel in stand te houden en deze van de nodige financiering te voorzien. De speciale rol van de publieke omroepen om het pluralisme in de media te behouden en de noodzaak van overheidsfinanciering voor dergelijke omroepen worden in het Europees recht erkend. Het Protocol betreffende het publieke omroepstelsel in de lidstaten (‘Protocol)7 en de Omroepmededeling van de Commissie8 bepalen dat overheidsfinanciering van publieke omroepen is toegestaan voor zover deze - kort gezegd - de kosten van de vervulling van de aan de omroep toevertrouwde publieke taak compenseert.
In Nederland ondersteunt de Staat het publieke omroepbestel met verschillende vormen van financiering. Ondanks de ruimte die in het Europese recht wordt gegeven voor het in stand houden en financieren van een publiek omroepbestel, is de vrijheid van de lidstaten bij het financieren van de publieke omroep niet onbeperkt. Dat blijkt wel uit de hierna te bespreken NOS-zaak, waarin de Commissie de terugvordering gelastte van een deel van de overheidsfinancieringen die de Nederlandse Staat aan de NOS had verstrekt voor de periode 1994-2005.
Hieronder wordt besproken wat de overwegingen van de Commissie waren om de betalingen aan de NOS als onverenigbare steun te kwalificeren. Daarna komt aan de orde waarom het Gerecht de Beschikking van de Commissie in stand laat. Wij sluiten af met enkele beschouwingen over de problematiek van overcompensatie van ondernemingen die zijn belast met een DAEB.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.