De informatiebeschikking, een tussenstand
mr. F.H.H. Sijbers en mr. D.M. Drok*
De belastingdienst heeft in het kader van haar taak, het vaststellen
en invorderen van de verschuldigde belasting, behoefte
aan informatie. De wetgever heeft in ruime mate in
die behoefte voorzien. Art. 47 t/m 53 AWR geven de belastingdienst
een ruim arsenaal aan controlebevoegdheden.
De belastingdienst kan binnen de wettelijke kaders inzage
vragen in boeken en bescheiden en belastingplichtigen
verplichten informatie te verschaffen. Die verplichtingen
kunnen zowel zien op de vaststelling van de eigen belastingheffing
als
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
op de belastingheffing van derden.
Niet zelden leiden informatieverzoeken tot een geschil van
inzicht tussen de belastingplichtige en de belastingdienst
over de rechtmatigheid van het verzoek tot informatie. Die
geschillen van inzicht kunnen bijvoorbeeld gaan over de
vraag of de belastingdienst geen misbruik van haar bevoegdheden
maakt door de belastingplichtige te overstelpen met
onnodige vragen, over de vraag of de belastingplichtige verplicht
kan worden tot het geven van antwoord, omdat hij (tevens)
als verdachte moet worden aangemerkt van (fiscale)
misdrijven en over de vraag of het verzoek om informatie
mag wanneer dit betrekking heeft op aftrekposten waardoor
de inspecteur om die reden geen belang heeft bij het stellen
van vragen om informatie op de voet van art. 47 AWR e.v.
In het kader van dergelijke discussies werd een leemte in
de rechtsbescherming gevoeld. Een belastingplichtige die
meende op goede gronden geen gehoor te hoeven geven aan
een verzoek om informatie, liep het risico op (ambtshalve)
omkering van de bewijslast indien de rechter in een latere
procedure het standpunt niet volgde. Die omstandigheid
leidde er in veel gevallen toe dat een belastingplichtige eieren
voor zijn geld koos en gehoor gaf aan het verzoek tot informatieverstrekking,
ook als dat verzoek naar zijn oordeel
onjuist of onrechtmatig was.
Dat omkering van de bewijslast gevreesd werd en wordt
komt met name door de aan de omkering van de bewijslast
gekoppelde verzwaring van de bewijslast. Bij omkering van
de bewijslast zal de belastingplichtige overtuigend moeten
aantonen dat de opgelegde aanslag tot een te hoog bedrag is
vastgesteld. In art. 25 lid 3 en art. 27e AWR is dienaangaande
opgenomen dat een belastingplichtige moet doen blijken
dat, en zo ja, in hoeverre de aanslag te hoog is vastgesteld.
Dit doen blijken komt er op neer dat de lezing van de feiten
zoals de belastingplichtige die voorstaat, slechts wordt gevolgd
indien boven elke redelijke twijfel verheven is dat die
lezing juist is.
Het behoeft weinig betoog dat in het toepasselijke bewijsregime
het van groot belang is of de inspecteur iets aannemelijk
moet maken of dat de belastingplichtige dat feit moet
doen blijken.
Het wetsvoorstel dat heeft geleid tot het uiteindelijke art.
52a AWR waarin de informatiebeschikking wettelijk is geregeld
voorziet in de behoefte dat een belastingplichtige de
juistheid van een informatieverzoek ter discussie kan stellen
en kan voorleggen aan de belastingrechter zonder dat zijn
ongelijk per definitie leidt tot omkering van de bewijslast.
In deze bijdrage zal worden stilgestaan bij de informatiebeschikking,
meer in het bijzonder bij de eerste ervaringen in
de praktijk met betrekking tot de op 1 juli 2011 in werking
getreden informatiebeschikking.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.