Gerechtshof Leeuwarden 25 oktober 2011, LJN BU1889 (uitleg, opstalrecht, huurafhankelijk, bezitter)
De huurder huurt een perceel grond waarop een recreatiewoning is gebouwd. De woning heeft de huurder gekocht van de vorige huurder met medeweten van de verhuurder. Er is geen recht van opstal gevestigd. De huurder verlangt een verklaring voor recht dat door verjaring een recht van opstal is ontstaan waarbij de huurder de beperkt gerechtigde is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huurder een huurafhankelijk opstalrecht heeft verkregen. Het hof overweegt als volgt. Of een opstalrecht
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
zelfstandig dan wel afhankelijk is, moet worden bepaald naar de mate van verbondenheid van het opstalrecht aan het andere recht. Essentieel is of het opstalrecht na het einde van de huurverhouding tussen partijen kan blijven voortbestaan en of het voor zelfstandige vervreemding of bezwaring vatbaar is (art. 3:7 BW en 3:82 BW). Bij het einde van de huurovereenkomst mag de huurder op grond van de huurovereenkomst de opstallen aan een derde verkopen, zij het met toestemming van de verhuurder. Uit niets volgt dat het recht vervalt indien en zodra de huur eindigt. Bovendien biedt de huurovereenkomst de huurder de bevoegdheid om buiten het voornoemde geval, met schriftelijke toestemming van de verhuurder, de recreatiewoning te vervreemden. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat het opstalrecht heeft te gelden als een zelfstandig opstalrecht. Of de huurder de recreatiewoning voor zich houdt, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de artikelen 3:109 BW e.v. en overigens op grond van uiterlijke feiten. Het kopen door de huurder van de recreatiewoning van de vorige huurder duidt erop dat hij de woning voor zich is gaan houden. Dit geldt te meer nu die aankoop en de daarop volgende ingebruikneming met instemming van de verhuurder heeft plaatsgehad. In de huurovereenkomst is aan de huurder de bevoegdheid verleend om de recreatiewoning te verkopen aan een derde. Het hof leidt uit de voornoemde omstandigheden af dat de huurder, met instemming van de verhuurder, op een zodanige wijze de feitelijke macht over de recreatiewoning is gaan uitoefenen dat hij naar de in het verkeer geldende opvattingen moet worden beschouwd als bezitter van het recht tot opstal en daarnaast als huurder van het perceel waarop de recreatiewoning staat. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat de huurder tevens bezitter is van een onafhankelijk recht van opstal.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.