Rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht, 12 juni 2013, LJN CA3469 (beëindiging, dringend eigen gebruik, renovatie, afgebroken onderhandelingen)
De verhuurder van bedrijfsruimte vordert beëindiging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik. Het gehuurde maakt deel uit van een winkelcentrum dat zal worden gesloopt, waarbij een nieuw winkelcentrum zal worden gebouwd. In reconventie vordert de huurder veroordeling van de verhuurder tot het verder onderhandelen over een nieuw te sluiten huurovereenkomst met betrekking tot de nieuwbouw. In conventie stelt de kantonrechter vast dat sprake is van een voor vijf jaar verlengde huurovereenkomst die in eerste instantie
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
voor tien jaar en een halve maand was aangegaan. De opzegging daarvan kan geschieden tegen het einde van de verlengde termijn (art. 7:300 lid 2 BW). Art. 7:300 lid 3 BW verklaart het bepaalde in art. 7:296 BW van overeenkomstige toepassing. De Hoge Raad heeft overwogen dat de in art. 7:296 lid 2 BW opgenomen wachttijd slechts van toepassing is op opzeggingen tegen het einde van de in art. 7:292 lid 1 BW bedoelde eerste huurtermijn van vijf jaar. De kantonrechter is van oordeel dat de wachttijd dan ook niet van toepassing is op opzeggingen tegen het einde van een door partijen overeengekomen verlengde huurtermijn. Voorts stelt de kantonrechter vast dat de huurovereenkomst niet voorziet in voortzetting daarvan wanneer de huurder verhuist van het gehuurde naar de nieuwbouwlocatie. In de overeenkomst is niets meer bepaald dan een akkoord van de huurder met een eventuele renovatie, ook als daarvoor een redelijke bijdrage in de kosten zou worden gevraagd. Vervolgens overweegt de kantonrechter dat sprake is van een dringende noodzaak tot eigen gebruik aan de zijde van de verhuurder. Deze heeft genoegzaam inzichtelijk gemaakt dat het huidige winkelcentrum ingrijpende aanpassing behoeft. Weliswaar hoeft de sloop van het gehuurde niet aan voortzetting van de huurovereenkomst in de weg te staan, maar dan is vereist dat de plaats en functie van het gehuurde na nieuwbouw gelijk blijven. In casu is daarvan geen sprake, nu op de plaats van het gehuurde parkeerruimte wordt gerealiseerd. De kantonrechter stelt de datum vast waarop de huurovereenkomst zal zijn geëindigd. In reconventie stelt de kantonrechter vast dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de verhuurder de onderhandelingen over een nieuwe huurovereenkomst afbreekt. De onderhandelingen bevonden zich in een vergevorderd stadium. Dat de huurder in het kader van de onderhandelingen vergoeding eiste van als gevolg van de renovatiewerkzaamheden opgetreden teruggelopen omzet, doet hier niet aan af. De verhuurder heeft hieruit niet mogen afleiden dat de huurder niet verder wenste te onderhandelen. Ook het feit dat de verhuurder inmiddels met derden onderhandelde, doet aan het voorgaande niet af. Van professionele partijen mag worden verwacht dat zij in staat zijn de onderhandelingen weer op te pakken waar die zijn blijven liggen. De kantonrechter veroordeelt de verhuurder tot het doen van een passend voorstel om de onderhandelingen te heropenen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.