De dunne scheidslijn tussen de gebouwde en onbebouwde onroerende zaak in het huurrecht
mr. J.P.H. Jacobs en mr. M. Cohen
Verhuurder verhuurt aan huurder een perceel grond waarop een bedrijfsgebouw is gelegen. Partijen kwalificeren de overeenkomst als verhuur van onbebouwde grond waarvoor geen huurbescherming geldt. Is dit mogelijk? In een tweetal arresten van de Hoge Raad uit 2012[1] werd geoordeeld dat onbebouwde grond was verhuurd, terwijl bij het aangaan van de huurovereenkomst er feitelijk gebouwen op het perceel waren gerealiseerd. Werd er in deze behandelde zaken eigenlijk geen 290-bedrijfsruimte verhuurd met de daarbij behorende bescherming voor
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
huurder? Is of kan het de bedoeling zijn dat partijen het dwingendrechtelijke beschermingsregime kunnen ontwijken door een terrein dat feitelijk bebouwd is als onbebouwde zaak te kwalificeren en als zodanig te verhuren? En hoe verhoudt dit fenomeen zich tot de relatief gemakkelijke verkleuring van verhuur van bebouwde grond in het kader van de connexiteitsleer, het leerstuk omtrent onroerende aanhorigheden?[2]In deze bijdrage wordt aan de hand van oude en nieuwe rechtspraak de huidige status van verhuur van de onbebouwde onroerende zaak verkend en de scheidslijn met de regeling van art. 7:290 BW belicht. Een deel van deze rechtspraak heeft betrekking op de verhuur van grond ten behoeve van de exploitatie van tankstations. Interessant is om aan de hand van deze rechtspraak na te gaan op welk moment een huurovereenkomst betreffende een stuk onbebouwde grond als het ware verkleurt naar een huurovereenkomst ex art. 7:290 BW. In het verlengde hiervan zal worden stilgestaan bij de vraag of aanpassing van de wettelijke regeling van de middenstandsbedrijfsruimte een optie of reële mogelijkheid is.[3]In paragraaf 2 wordt aandacht besteed aan het wettelijk kader en het verschil tussen de gebouwde en ongebouwde onroerende zaak. In paragraaf 3 zal worden ingegaan op richtinggevende rechtspraak over dit onderwerp. Daaropvolgend zullen in paragraaf 4 de twee arresten uit 2012 worden behandeld met hun implicaties voor de praktijk. In paragraaf 5 wordt ter discussie gesteld of een andere huurdersvriendelijke uitleg - voor zover mogelijk - wenselijk is en worden enkele suggesties gedaan tot verbetering van de positie van de huurder. Onder paragraaf 6 wordt kort ingegaan op de formulering van een mogelijke nieuwe wettelijke bepaling.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.
Verder in dit artikel:
2. Wettelijk kader van de ongebouwde en gebouwde onroerende zaak
3. Richtinggevende rechtspraak inzake de kwalificatie onbebouwd-bebouwd
4. De beide arresten van de Hoge Raad van 13 juli 2012 (NJ 2013/8 en NJ 2013/9)
5. Houdbaarheid strikte grens bebouwd/onbebouwd?
6. Nieuwe wettelijke bepaling
7. Tot slot