Het verbod op de pelsdier- houderij: wordt vervolgd!
mr. E.H.M. Harbers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.De Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders en een aantal individuele pelsdierhouderijen hebben hun eerste succes binnen. Bij vonnis van 21 mei 2014 ( ECLI:NL:RBDHA:2014:6161 )1 heeft de rechtbank Den Haag de vordering tot het buiten werking stellen van de Wet verbod pelsdierhouderij toegewezen. Voorts heeft de rechtbank toegewezen de gevorderde verklaring voor recht ‘dat de Staat zich op bovenstaande gronden schuldig maakt aan een onrechtmatige daad jegens de pelsdierhouders en dientengevolge jegens hen aansprakelijk is voor alle door hen geleden en te lijden schade (waaronder gevolgschade), nader op te maken bij staat’.
De Wet verbod pelsdierhouderij bevat een verbod tot het houden, doden of doen doden van pelsdieren per 15 januari 2013. Pelsdierhouders die aan bepaalde voorwaarden voldoen – zoals het voldoen aan dierenwelzijnseisen per 1 januari 2104 - mogen nog tot 1 januari 2024 (de uitfaseringsperiode) hun bedrijf uitoefenen. De gedachte achter de uitfaseringsperiode is dat de pelsdierhouders een compensatie in de vorm van tijd zouden krijgen. De wet voorziet daarnaast in enige flankerende maatregelen. Deze maatregelen moeten deels nog uitgewerkt worden in een algemene maatregel van bestuur, zoals een regeling omtrent een tegemoetkoming in de kosten van sloop of ombouw van gebouwen waarin nertsen beroepsmatig gehouden worden die als gevolg van het verbod hun functie verliezen.
De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de Wet verbod pelsdierhouderij in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. In dit artikel is neergelegd dat iedere natuurlijke of rechtspersoon recht heeft op ongestoord genot van zijn eigendom. Dit recht laat onverlet het recht van de Staat om wetten op te stellen die noodzakelijk zijn om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang.
De rechtbank is met mrs. Sluysmans en De Graaf in ‘De miljardenclaim van de nertsenhouders’ Agr.r. 2013, p. 42 van oordeel dat er sprake is van regulering en dus niet ontneming van eigendom, de rechtbank spreekt over een ‘ zeer zware vorm van regulering’. De rechtbank stelt vast dat de wet pelsdierhouders reeds vóór 1 januari 2024 (aanzienlijke) schade toebrengt en is van oordeel dat er geen sprake is van een ‘fair balance’ tussen het algemeen belang en de bescherming van fundamentele rechten van pelsdierhouders. Anders dan voornoemde auteurs acht de rechtbank dat met de gegeven overgangstermijn en de flankerende maatregelen in deze wet geen ‘fair balance’ is bereikt, hetgeen tot toewijzing van de vorderingen leidt.
Dit verstrekkende vonnis is zeer kort en bondig gemotiveerd. Deze procedure zal ongetwijfeld een vervolg krijgen en roept herinneringen op aan een andere procedure omtrent de buitenwerkingstelling van een wet in de agrarische sector, de Wet herstructurering varkenshouderij. Die procedure ving aan in 1998, het eindarrest van de Hoge Raad dateert van 2 september 2011. Dat is langer dan de uitfaseringsperiode in de buiten werking gestelde Wet verbod pelsdierhouderij.