Jurisprudentiebespreking Rechtbank (TvHB 2015/11)
mr. N. Amiel en prof. mr. A.W. Jongbloed
Samenvatting. Wijzigingen, tekortkoming, vervangende macht iging, reclame-uit ingen, goed huurderschap De verhuurder van winkelruimte op een retailpark heeft de reclame-uitingen die de huurder heeft aangebracht op de buitenzijde van het gehuurde verwijderd, omdat de huurder hiervoor geen toestemming had verkregen van de verhuurder. De huurder vordert in conventie primair dat de verhuurder (ex art. 7:215 lid 1 BW) gedoogt dat de reclame- uitingen worden aangebracht. Subsidiair vordert de huurder een vervangende machtiging om de reclame-uitingen aan
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
te brengen, zoals bedoeld in art. 7:215 lid 3 BW. De verhuurder vordert in reconventie onder meer een verklaring voor recht dat het aanbrengen van de reclame-uitingen strijd oplevert met art. 7:215 lid 1 BW en de huurder te veroordelen de ontstane schade aan het gehuurde te vergoeden uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad. De kantonrechter behandelt de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk en stelt voorop dat de verhuurder geen toestemming heeft gegeven voor het aanbrengen van de reclame-uitingen. Uit art. 7:215 BW volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de hoofdregel is dat de huurder toestemming dient te vragen aan de verhuurder voor het geheel of gedeeltelijk veranderen van het gehuurde, tenzij het gaat om wijzigingen die met weinig kosten en moeite ongedaan gemaakt kunnen worden. Voorts dienen de wijzigingen niet strijdig te zijn met de verplichting van de huurder om zich als goed huurder ex art. 7:213 BW te gedragen. Nu partijen in de huurovereenkomst expliciet zijn overeengekomen dat de huurder toestemming moet vragen aan de verhuurder voor het aanbrengen van reclame-uitingen en de verhuurder op grond van de algemene voorwaarden het recht heeft om over onder andere de buitengevels te beschikken voor het plaatsen van onder meer reclame-aanduidingen, is verder invulling gegeven aan de toestemming zoals bedoeld in art. 7:215 lid 1 BW. Door zonder toestemming over te gaan tot het aanbrengen van de reclame-uitingen, heeft de huurder geen rekening gehouden met de belangen van de verhuurder. Dit leidt tot de conclusie dat de huurder niet bevoegd is de reclame-uitingen zonder toestemming van de verhuurder aan te brengen. De vorderingen van de huurder worden derhalve afgewezen. De vorderingen van de verhuurder worden toegewezen, met dien verstande dat de vordering tot schadevergoeding lager wordt vastgesteld dan door de verhuurder gevorderd.
UÂ heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.