Exit ‘oneigenlijke lossing’?
mr. J. Wind1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
De positie van meer hypotheekhouders in een insolventieprocedure is volstrekt helder: Als de primaire netto-opbrengst2 van het verbonden registergoed niet (of juist) voldoende is om de vordering van de eerste hypotheekhouder te betalen, resteert voor de opvolgende hypotheekhouders (hooguit) een concurrente faillissementsvordering.
Is de (potentiële) primaire netto-opbrengst hoger, dat wil zeggen dat de vordering van de eerste hypotheekhouder in ieder geval volledig kan worden voldaan, dan zal ook de tweede hypotheekhouder een uitkering uit die opbrengst ontvangen.
Vaak vindt er geen executoriale verkoop als bedoeld in art. 3:268 BW plaats, maar komt er dan een zogenaamde ‘oneigenlijke lossing’ tot stand. Zodra er sprake is van meer hypotheekhouders, waarvan ten minste één volledig uit de primaire netto-opbrengst kan worden voldaan, lijkt de positie van de opvolgende hypotheekhouder(s) bij een ‘oneigenlijke lossing’ diffuus, maar die schijn bed...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.