Ktr. Rotterdam 18 september 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9131
prof. mr. A.W. JongbloedArtikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Het betreft een huurovereenkomst van woonruimte waarbij één van de beide huurder failliet gaat. Beiden zeggen op. In deze procedure vordert verhuurder achterstallige huur en rijst de vraag of de opzegging rechtsgeldig is
5.1. [gedaagde 2] en de curator hebben niet op de eerst dienende dag gereageerd waarna de kantonrechter tegen hen verstek heeft verleend. Zij hebben geen gebruik gemaakt van het recht van zuivering van het verstek. Op grond van het bepaalde in art. 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt thans één vonnis gewezen dat voor alle partijen wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak.
5.2. De onderhavige procedure is aanhangig gemaakt na de faillietverklaring van [gedaagde 2]. Afhankelijk van de aard van de tegen haar (en de curator) ingestelde vordering betekent dit dat de insolventie(proces)rechtelijke regels van art. 25 en 26 van de Faillissementswet (Fw) van toepassing zijn.
Ingevolge de hoofdregel van art. 25 lid 1 Fw ...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.