Hoge Raad 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:665 en conclusie A-G Hammerstein 29 januari 2016, ECLI:NL:PHR:2016:24 (faillissement, pandrecht, art. 57 lid 3 Fw)
mr. J.M. Winter-Bossink en mr. N. Amiel1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
De huurder huurt een horecabedrijfspand en heeft ten behoeve van de verhuurder een stil pandrecht op zijn bedrijfsinventaris gevestigd. Op 13 april 2011 legt de fiscus executoriaal beslag op diezelfde bedrijfsinventaris. Op 31 mei 2011 wordt de huurder failliet verklaard. De curator zegt, na een mislukte doorstartpoging, op 7 september 2011 de huurovereenkomst op. De verhuurder wint zijn pandrecht op de inventaris uit en verkoopt en levert de inventaris aan zichzelf. De curator heeft op grond van art. 57 lid 3 Fw de opbrengst opgeëist, mede ter behartiging van de belangen van de fiscus uit hoofde van vorderingen waarvoor het fiscale bodemvoorrecht geldt. De verhuurder weigert hieraan mee te werken en verzoekt betaling van boedelvorderingen (o.a. huur vanaf faillissementsdatum). In hoger beroep en cassatie speelt de rechtsvraag of de verhuurder zich als pandhouder ook kan verhalen op de executieopbrengst voor zijn boedelvordering, of dat het bodemvoorrecht van de fiscus prevaleert...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.