Voorwoord - Over twijfel en vertwijfeling
Philip Reeser Cuperus Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Beste lezers,
De wereld is een onzekere plaats, ook voor ondernemingen. Samen proberen we de chaos te ordenen, bijvoorbeeld met sanctierecht. Een complexer wordend kader voor een complexer wordende samenleving. Complex genoeg zelfs om gespecialiseerde juristen tot vertwijfeling te brengen, ook ondergetekende. Hoe kunnen wij alle ontwikkelingen bijbenen zonder ten prooi te vallen aan die vertwijfeling? Ik heb daar een idee over, al twijfel ik nog. Sta mij toe kort uit te wijden. Een goed gevoerde maatschappelijke discours biedt een waarborg tegen de onbezonnen uitwassen van een doorgeschoten technocratie. Dat is reden genoeg voor een discours, lijkt me. Naar mijn idee kan de waarde van twijfel binnen die discours niet overschat worden. Door te twijfelen, kunnen we open en onbevangen naar elkaar luisteren en ons laten overtuigen door argumenten. Dezelfde open discours, waarin we elkaar proberen te begrijpen, helpt dan vanzelf ook om de toenemende complexiteit het hoofd te bieden. Twijfel dus, om niet in vertwijfeling te raken. Tegen die achtergrond is het mij een bijzonder genoegen om juist dit tijdschrift te mogen inleiden.
Maud Bökkerink geeft een wijds overzicht van de complexiteiten voor banken die afscheid willen nemen van klanten bij twijfels over hun integriteit. Naar ik begrijp, willen banken graag klanten bedienen – hun belangen staan zelfs centraal. Toch willen banken liever geen klanten die zich bedienen van witwassen of het financieren van terrorisme. Banken zullen zich dan ook zeker herkennen in de legendarische vertwijfeling van Hamlet (to be or not to be?) waarnaar verwezen wordt in de titel van het stuk (to exit or not to exit?). Anders dan Hamlet, kunnen de banken gelukkig in het artikel van Bökkerink handvatten voor een oplossing van hun dilemma´s vinden.
Overigens is de vraag of een klant zich bedient van witwassen om nog een andere reden complex. De reikwijdte van de betreffende strafbaarstelling blijkt ook aanleiding tot vertwijfeling te geven. Als ik het goed begrijp uit de column van Van Weerd en Van Omme, levert het te goeder trouw kopen van een naar later blijkt uit misdrijf afkomstig voorwerp een strafbaar feit op, terwijl dezelfde koper nota bene wel bescherming geniet in het privaatrecht. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk blijkt het anders geregeld te zijn. De auteurs roepen op tot een fundamentele herbezinning van die strafbaarstelling.
Wat nu als niet de integriteit van de klant, maar van de onderneming zelf twijfelachtig wordt? In het artikel van Diane Živković is te lezen dat een intern onderzoek kan helpen bij het nemen van de moeilijke beslissingen waar een onderneming dan voor staat. Tegelijkertijd brengt het interne onderzoek zijn eigen dilemma’s en juridische voetangels mee. Hoe om te gaan met privacy in het dataonderzoek, wie heeft er recht op inzage in de rapportage, geldt er een verschoningsrecht, volgt er een sanctie of wordt er geschikt? Al zulke dilemma’s (en meer) worden tegen het licht gehouden door Živković in dit tijdschrift.
Intern onderzoek naar de eigen onderneming is al problematisch. Wat te denken dan van een wet die inlichtingendiensten een hackbevoegdheid en een ‘sleepnet’ aanreikt en de bevoegdheid om de daarmee opgediepte data uit te wisselen met het buitenland? Binnenkort zullen wij allemaal als burger worden gevraagd daar iets van te vinden door middel van een raadgevend referendum over de zogenaamde ‘Sleepwet’. Doorziet u de complexiteiten daarvan al? Is het eigenlijk wel een complex vraagstuk? Brendan Newitt doet in zijn column een stevige duit in het zakje om de open maatschappelijke discours te verrijken en en passant uw gedachtevorming te vergemakkelijken.
Hoezeer openheid in de maatschappelijke discours ook is toe te juichen, toch kunnen we niet zomaar alles delen. Bij het mededelen van voorwetenschap rijst bijvoorbeeld de vraag of dat een probleem of een recht is, zo begrijp ik uit het artikel van Pieter Duyx. In het artikel wordt dat probleem echter als kans aangegrepen om een nieuw equilibrium te bepleiten. Mijn gedachten daarover bevinden zich nog in een vroeg stadium van het rijpingsproces, maar het vooruitzicht van een eventueel equilibrium stemt alvast optimistisch.
Kortom, voor iedereen die zin heeft om eens flink te twijfelen en de vertwijfeling op afstand wil houden, volgt in de pagina’s hierna een verzameling artikelen die licht laat schijnen op zeer uiteenlopende onderwerpen van sanctierecht en onderneming. Veel leesplezier gewenst.
Philip Reeser Cuperus