Meer regels, strengere regels, maar waarom ook alweer?
prof. dr. C. Camfferman RA1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Onlangs verscheen een onderzoek naar de gedeponeerde jaarrekeningen van Nederlandse ondernemingen, uitgevoerd door Ruud Vergoossen en Ton Meershoek.2 De resultaten kregen uitgebreid aandacht in de media.3 Uit het onderzoek bleek dat wettelijke bepalingen of stellige uitspraken van de Raad voor de Jaarverslaggeving in een aantal gevallen gebrekkig worden nageleefd. De auteurs stelden vast dat minder dan de helft van de ondernemingen de jaarrekening binnen de reguliere termijn van vijf maanden deponeert, zodat een groot deel – vaak impliciet – een beroep doet op ‘bijzondere omstandigheden’ die uitstel van deponering kunnen rechtvaardigen. Verder deponeert 60% van de ondernemingen het bestuursverslag niet met de jaarrekening, en maakt dus gebruik maakt van de wettelijke mogelijkheid om het verslag ter inzage te leggen ten kantore van de vennootschap. Veel van deze ondernemingen weigerden desgevraagd het bestuursverslag per email aan de onderzoekers toe te zenden, of reageerden helemaal niet op een dergelijk verzoek. Een derde belangrijke bevinding is dat een kasstroomoverzicht vrij vaak ontbreekt. Dit is weliswaar niet wettelijk verplicht, maar de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving vragen hier wel om.
Het algemene beeld uit dit onderzoek, zeker zoals weergegeven in de media, is dat de stand van zaken bij het naleven van de verslaggevingsvoorschriften onbevredigend is omdat in elk geval een deel van de ondernemingen het laat afweten. De auteurs doen dan ook verschillende aanbevelingen om de wetgeving aan te scherpen, onder andere door het kasstroomoverzicht wettelijk verplicht te stellen en de mogelijkheid te schrappen om het bestuursverslag niet te deponeren maar ter inzage te leggen.
Het is goed dat dit soort onderzoek wordt uitgevoerd, en ik heb waardering voor de manier waarop het is uitgevoerd. Ik wil ook best aannemen dat sommige ondernemingen gewoon laks zijn in het naleven van de verslaggevingsvoorschriften. Maar bij mij roepen de resultaten minder de behoefte op om die ondernemingen dan maar door stringentere wetgeving aan te pakken, dan om nog eens na te denken of onze wetgeving rond de jaarverslaggeving van niet-genoteerde ondernemingen wel op een consistente set uitgangspunten berust.
In elk geval is onze wetgeving van origine minimumwetgeving. Het idee is niet dat de wet best practices beschrijft. De wetgever heeft wel een ideaal, namelijk dat de jaarrekening ‘inzicht’ geeft, maar beseft dat dit niet in strakke regels is te vangen. De hoop is dat de meeste ondernemingen méér doen dan het minimum, maar het kan geen verrassing zijn dat sommige ondernemingen zich tot het minimum beperken. Als de wetgever géén kasstroomoverzicht vereist, en ook het naleven van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving niet verplicht stelt, dan kunnen we het jammer vinden dat sommige ondernemingen geen kasstroomoverzicht opnemen, maar daar houdt het dan ook mee op.
Het kan natuurlijk zo zijn dat het minimum in de loop van de tijd moet worden bijgesteld. Het ‘ter inzage leggen’ van het bestuursverslag lijkt daarvoor een goede kandidaat.4 Het lijkt een relict uit de negentiende eeuw, voordat er een Handelsregister bestond, en toen het misschien redelijk was te veronderstellen dat veel belanghebbenden bij een naamloze vennootschap in dezelfde stad woonden. Je ziet voor je hoe Batavus Droogstoppel op weg van de beurs naar de Lauriergracht even omloopt om op het kantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij aan de Herengracht de jaarrekening eens in te zien.5 Een mooi tafereel, maar het staat ver af van een wereld vol digitale communicatie.
Verplichte deponering van het bestuursverlag sluit echter teleurstelling niet uit. Misschien nog wel in sterkere mate dan in de jaarrekening hangt de betekenis van het bestuursverslag af van de bereidheid van het ondernemingsbestuur om inzicht te geven. Een verslag dat zich tot algemeenheden beperkt is snel geschreven. De reflex om dan maar gedetailleerde voorschriften te geven volgt al even snel, maar staat op gespannen voet met het uitgangspunt dat zinvolle verslaggeving een vorm van communicatie moet zijn, en niet slechts van compliance.
In het denken over financiële verslaggeving – en ook in onze wetsgeschiedenis – is vaak gesuggereerd dat de spanning tussen compliance en communicatie overbrugd kan worden door de druk van de markt of de publieke opinie. Publicatie van de jaarrekening biedt op zich geen bescherming van belanghebbenden bij een rechtspersoon, maar helpt de belanghebbenden zichzelf te helpen. Als belanghebbenden zien dat een onderneming een minimalistische jaarrekening publiceert kunnen zij de rechtspersoon daarop aanspreken, of besluiten met de concurrentie in zee te gaan.
Vanuit die gedachte is het wel interessant dat de door Vergoossen en Meershoek gesignaleerde tekortkomingen, en vergelijkbare tekortkomingen in eerdere onderzoeken waar zij naar verwijzen, kennelijk niet geleid hebben tot effectieve druk op ondernemingen. In theorie is daarom denkbaar dat belanghebbenden van sommige ondernemingen de jaarrekening of het bestuursverslag gewoon niet belangrijk genoeg vinden om actie te ondernemen. Misschien wordt bij veel ondernemingen wel nooit naar het bestuursverslag gevraagd. In dit verband herinner ik mij uit mijn studententijd dat ik bij het Provinciehuis in Haarlem de jaarrekening van ziekenhuizen wilde inzien die daar volgens het toenmalige Besluit jaarrekening ziekenhuisvoorzieningen ter inzage moesten liggen. Nadat ik het onbegrip bij de receptie overwonnen had kwam ik inderdaad bij een ambtenaar terecht die een aantal jaarrekeningen in zijn kast had liggen. Maar hij leek zich wel af te vragen of hij niet op een of andere manier door mij in de maling werd genomen.
Misschien wijst het onderzoek van Vergoossen en Meershoek er dus wel op dat de veronderstelling dat met de (tijdige) publicatie van de jaarrekening wezenlijke belangen worden gediend niet altijd op gaat. In welke mate dat zo is, is niet zo makkelijk te bepalen, omdat we in Nederland de potentiële druk van belanghebbenden hebben afgezwakt doordat gedeponeerde jaarrekeningen niet gratis toegankelijk zijn. Ik begrijp best dat het Handelsregister ook op een of andere manier gefinancierd moet worden, maar ik sluit niet uit dat kosteloze beschikbaarheid van jaarrekeningen en bestuursverslagen wel eens meer voor de kwaliteit zou kunnen doen dan de aanscherping van allerhande wettelijke voorschriften. In elk geval is het wat inconsistent om verplichte deponering van het bestuursverslag te motiveren met het toenemende maatschappelijke belang van niet-financiële verslaggeving, als tegelijkertijd het maatschappelijk verkeer voor toegang tot deze informatie moet blijven betalen.
Kortom, als liefhebber van financiële verslaggeving begrijp ik ten volle de verzuchting van Vergoossen en Meershoek dat het zoveel beter zou kunnen. Maar bepalen welk kwaliteitsniveau op een bepaald moment voldoende is in een wereld waarin lang niet iedereen het opstellen en raadplegen van jaarrekeningen als liefhebberij heeft, is nog geen eenvoudige zaak. Regels zijn nodig, maar alleen met meer regels komen we er niet.