Verwachtingskloof
prof. mr. J.B. Huizink Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Volgens mij zijn de meeste juristen het er wel over eens: doe wat je moet doen, doe dat bovendien goed en het recht – met alle bijbehorende ellende – komt niet in beeld. Als het goed is dragen juristen dat ook uit. Zij willen niet van alles een probleem maken en hebben oog voor de realiteit van alledag. Een voorbeeld van dat laatste binnen de habitat van het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht is de bij herhaling in de rechtspraak van de Hoge Raad doorklinkende gedachte dat men bestuurders van naamloze en besloten vennootschappen niet te snel de maat moet nemen. Dat kan tot risico-avers gedrag leiden, hetgeen niet goed verenigbaar is met entrepreneurship dat inherent aan hun taakopdracht is verbonden. Men moet dus terughoudend zijn met bestuurders- en commissarissenaansprakelijkheid.
Tegenstrijdig daarmee is de constatering dat beroepsgroepen de neiging hebben om de maatschappelijke betekenis van hun ‘metier’ op te kloppen. Om bij het juridische te blijven: de toenemende roep – ook van de wetgever – om de curator als bestrijder van faillissementsfraude op te voeren, wordt naar mijn mening niet echt door de belangenvereniging van faillissementscuratoren Insolad van de hand gewezen. Begrijpelijk, voor de Bühne lijkt de opkomst voor het maatschappelijk belang bepaald van andere orde dan de wettelijke taakopdracht om de belangen van de faillissementscrediteuren optimaal te behartigen. Dat wil zeggen: tegen zo weinig mogelijk kosten een zo groot mogelijke faillissementsuitkering bewerkstelligen.
Die publieksbehagende instelling lijkt ook accountants parten te spelen. Ik beperk mij tot de controle van de jaarrekening. De wet in art. 2:393 BW zegt niet meer – maar ook niet minder! – dan dat de accountant onderzoekt of de jaarrekening het in art. 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht geeft. Hij gaat voorts na, of de jaarrekening aan de bij en krachtens de wet gestelde voorschriften voldoet en of het bestuursverslag overeenkomstig titel 9 van Boek 2 BW is opgesteld en met de jaarrekening verenigbaar is en of het bestuursverslag – niet de jaarrekening! – in het licht van de tijdens het onderzoek van de jaarrekening verkregen kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en zijn omgeving, materiële onjuistheden bevat. Ten slotte moet hij nagaan of de gegevens bedoeld in art. 2:392 BW zijn toegevoegd. Het inzicht moet zodanig zijn dat volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon. Hij maakt in zijn verslag aan de raad van commissarissen ten minste melding van zijn bevindingen met betrekking tot de betrouwbaarheid en continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking. Hij geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. De verklaring bevat een beschrijving van de reikwijdte van het onderzoek, waarin ten minste wordt vermeld welke richtlijnen voor de accountantscontrole in acht zijn genomen.
Dat is nogal wat! Je zou er wakker van kunnen liggen. Maar de wereld lijkt meer te willen. In het bekende Vie d’Or-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat de belangen die met een goede uitoefening van de taak van de externe controlerende accountant zijn gemoeid, niet beperkt zijn tot die van de rechtspersoon om wiens jaarrekening het gaat. In het maatschappelijk verkeer mogen derden verwachten dat de informatie zoals deze door, veelal wettelijk verplichte, openbaarmaking van de jaarrekening en een goedkeurende verklaring naar buiten komt, naar het onafhankelijk en objectief inzicht van de accountant een getrouw beeld geeft van het vermogen, het resultaat en de solvabiliteit en liquiditeit van de onderneming en dat de jaarrekening voldoet aan de vereisten die wet en (Europese) regelgeving stellen en in overeenstemming is met de normen en standaarden die te dier zake in deze beroepsgroep algemeen worden aanvaard. Ook derden moeten hun gedrag kunnen afstemmen op die informatie en bij het nemen of handhaven van hun (financiële) beslissingen kunnen vertrouwen dat het gepresenteerde beeld niet misleidend is. Aldus dient deze taakuitoefening van de accountant mede een wezenlijk publiek belang.
Een ieder kan zich waarschijnlijk in deze benadering vinden. Zij vindt steun in de wetsgeschiedenis. Maar de exposure van deze benadering maakt mijns inziens extra delicaat wat de accountant nu eigenlijk als zijn taak ziet. Tot die wettelijke taak behoort in elk geval niet het opsporen en ontdekken van frauduleus handelen binnen de gecontroleerde onderneming. De controlerend accountant is geen forensisch accountant. Natuurlijk, indien de controlerend accountant in het kader van een wettelijke controle ongerechtigheden aantreft moet hij handelen. Van de accountant mag verwacht worden dat hij alles doet wat binnen zijn vermogen ligt om fraude te bestrijden. Eigenlijk geldt dat, zo zou ik menen, voor elke opdrachtnemer. Maar dat is toch duidelijk iets anders dan gericht onderzoek naar fraude.
Het niet aflatende rumoer over de wijze waarop accountants hun taak dienen op te vatten wijst echter in een andere richting. De maatschappelijke druk wordt steeds groter en na elke affaire wordt accountants verweten dat zij tekort geschoten zijn in de uitoefening van hun controlewerkzaamheden. Accountants zelf neigen er, als ik het goed zie, en om dezelfde reden als eerder genoemd – de accountant als publiek vertrouwenspersoon – eveneens toe hun taakopvatting ruimer te achten dan de wet voorschrijft. Met als argumentatie dat zij het anders aan het publiek niet kunnen uitleggen. Zie daar de verwachtingskloof of expectation gap. Het komt mij minst genomen vreemd voor als een beroepsgroep niet duidelijk kan maken waar haar werk op is gericht en wat wel en wat niet van haar kan worden verwacht. Ik zie niet in waarom dat voor accountants anders zou liggen. Nu lijkt het er op dat de accountant de bij het publiek bestaande verwachtingskloof probeert te verkleinen door zijn taak als accountant verder op te rekken dan de wet voorschrijft, hetgeen het probleem alleen maar vergroot.
In het debat worden tal van suggesties gedaan om de beroepsgroep beter te laten functioneren. Vanuit de beroepsgroep zelf maar je leest ook veel radicalere suggesties, zoals een volstrekte scheiding – splitsing van kantoren! – tussen controle- en advieswerkzaamheden, radicale herziening van het businessmodel of zelfs afschaffing van de wettelijk verplichte controle. Allemaal ideeën die wellicht de moeite van het overdenken waard zijn.
Maar het laaghangend fruit is toch duidelijk het wegnemen van de verwachtingskloof. Accountants, leg luid en duidelijk uit waartoe jullie op aarde zijn!