Redactioneel - Digitalisering van het recht, kwaliteit of kwantiteit?
dr. mr. C.N.J. de Vey Mestdagh1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Het begrip kwaliteit heeft twee verschillende betekenissen. In de ene betekenis is een kwaliteit een eigenschap van een object van beschouwing (een persoon, een organisatie, een voorwerp, een systeem of een begrip). Een kwantiteit is een maat (veelheid of grootheid) die aan een kwaliteit wordt toegekend. ‘Grootte’ is een kwaliteit, ‘groter’ is een kwantiteit. De kwantiteit van een kwaliteit van een object kan met behulp van een meetinstrument op een – min of meer – eenduidige wijze worden bepaald. Elke kwaliteit heeft ten minste een veelheid en zodra er een meting wordt gedaan ook een grootheid. Kwaliteit heeft in deze betekenis (de eigenschappen van een object) daarom altijd een kwantiteit. Wij mensen – en dus ook juristen – matigen ons aan dat we de kwantiteit van vrijwel elke kwaliteit, zelfs als deze heel abstract is, kunnen bepalen door onszelf als meetinstrument te gebruiken (‘mijn liefde voor jou is groter dan jouw liefde voor mij’) en verwarren daardoor al snel de ene betekenis van kwaliteit met de andere. In deze andere betekenis is kwaliteit de waarde die we aan de relatieve kwantiteit van een kwaliteit toekennen. ‘Groter is goed’. Deze kwaliteit (van eigenschappen) van een object heeft daarmee ook altijd betrekking op een kwantiteit.
Bij de digitalisering van het recht gaan er als gevolg van dit verschil in betekenis twee dingen mis. De begrippen kwaliteit en kwantiteit worden als tegenstelling gebruikt terwijl ze in beide betekenissen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en beide betekenissen worden op onjuiste wijze door elkaar gebruikt. Het eerste is vaak het geval in de reactie van traditionele juristen op (voornemens tot) digitalisering van het recht, waarbij een kunstmatige tegenstelling tussen vorm (geassocieerd met kwantiteit) en inhoud (geassocieerd met kwaliteit) wordt gesuggereerd. Een recent voorbeeld is het ongevraagde advies over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen van de Raad van State aan het ministerie van Binnenlandse zaken (d.d. 31-8-2018, Stcrt. 2018, nr. 50999). Het tweede is vaak het geval bij voornemens tot digitalisering en bij de beoordeling van de digitalisering achteraf, waarbij de resulterende kwaliteiten worden verward met de resulterende kwaliteit. Een voorbeeld is het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak (KEI).
De Raad van State trekt in zijn advies onder andere de conclusie: ‘Bij digitalisering van de besluitvorming dreigt de burger in toenemende mate te worden geconfronteerd met besluiten die volautomatisch zijn genomen, zonder menselijke tussenkomst. Die burger kan niet meer nagaan welke regels zijn toegepast en het is niet meer vast te stellen of de regels ook werkelijk doen waarvoor ze bedoeld zijn. Ook dreigt de burger slachtoffer te worden van een robotachtige gelijkheid, waarbij geen oog meer bestaat voor de eigenheid van zijn situatie’. De veronderstelling die aan deze onjuiste conclusie ten grondslag ligt is dat transparantie en nuance exclusief menselijke kwaliteiten zijn die de inhoud betreffen en dat de kwaliteit van digitale besluitvorming derhalve per definitie tekort schiet. Deze systemen kunnen – zo wordt verondersteld – alleen de vorm (ten goede) veranderen: meer, snellere en betrouwbaardere procedures. De juiste conclusie is echter dat de kwaliteiten en de kwaliteit van digitale besluitvorming onafhankelijk van elkaar tekort kunnen schieten. Er kan niet alleen sprake zijn van geslaagde en niet geslaagde automatisering (al dan niet voldoen aan de vooraf gespecificeerde kwaliteiten), maar ook van goede en kwade automatisering (al dan niet voldoen aan de juridische waarden van bijvoorbeeld transparantie en nuance). De kunst is om deze waarden in specificaties te vertalen en deze technisch te realiseren – en dat kan. Hiermee gaat de kwaliteit van digitaal recht behoren tot de kwaliteiten van de automatisering. Meer hierover in volgende nummers van dit tijdschrift.
De titel van het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak (KEI) verwijst naar het begrip kwaliteit in de tweede betekenis. De doelstellingen van KEI hebben echter grotendeels betrekking op de eerste betekenis. Als je deze twee met elkaar verwart ontstaat mogelijk de situatie waarin een programma volledig geslaagd is (alle voorgenomen kwaliteiten zijn gerealiseerd), maar de invoering wordt afgeblazen omdat de kwaliteit van de resultaten negatief wordt beoordeeld. Om deze semantische kluwen te ontrafelen hebben wij twee deskundige auteurs gevraagd een beschouwing te schrijven over KEI.