COVID-19 en de arbeidsmarkt: pas op voor de groef!
mr. dr. J.H. Bennaars en prof. dr. O.P. van Vliet1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Bij het verschijnen van het vorige nummer van TAC hadden de meeste werknemers er net een week thuiswerken opzitten. Het ging razendsnel: op 9 maart 2020 was de persconferentie waarop het advies was om geen handen meer te schudden, wat premier Rutte zelf prompt in de wind sloeg en vanaf 16 maart 2020 werkte het grootste deel van Nederland thuis en kwamen hele bedrijfstakken nagenoeg stil te liggen. Bij het ter perse gaan van dit nummer, begin juli 2020, zijn de scholen weer deels begonnen, de horeca en terrassen weer open en is een tweede noodpakket voor banen en de economie aangekondigd. Intussen is de economie in Nederland en de rest van de wereld voor het grootste deel piepend en knarsend tot stilstand gekomen. Dit leidt, naast de bestaande zorgen omtrent de volksgezondheid, tot zorgen over de welvaart: we stevenen af op een economische crisis. Volgens de raming van De Nederlandsche Bank (DNB) daalt het bruto binnenlandse product in 2020 met 6,4%. Dat is bijna twee keer zo hard als tijdens de kredietcrisis van 2009. Niet alleen de ontwikkelingen van de maatregelen gaan snel, ook de analyse van de maatregelen en duiding van de mogelijke gevolgen gaat snel. Er wordt vergeleken: is de strenge lockdown beter dan de ‘intelligente’ lockdown en hebben de Zweden met hun ontspannen houding teveel risico genomen? En wanneer presteert een land goed als het gaat om het tegengaan van COVID-19? Bij de laagste oversterfte? De laagste overbelasting van de IC zorg? Of moet ook worden gekeken naar de economie en de arbeidsmarkt?
Door de COVID-19 uitbraak worden bepaalde zaken ook uitvergroot: de enorme afname in reizen leidt tot schonere luchten en blauwer water in Venetië. Hoe liggen de verhoudingen in de Europese Unie nu echt als het er op aankomt? En is de farmaceutische industrie nog wel georganiseerd op een manier die goed is voor de volksgezondheid? Dit alles geeft aanleiding tot een fundamenteler debat: wordt de wereld helemaal anders dan voor deze crisis?
Deze vragen spelen ook op het gebied van de arbeidsmarkt. Zijn de noodpakketten banen en economie en het pakket 1.0 en 2.0 zoals gepresenteerd door de ministers van SZW en EZK niet een onderstreping van de te ver doorgeschoten tegenstelling tussen vast en flex? De hardste klappen vallen immers bij de flexkrachten en de zzp’ers (om over de arbeidsmigranten nog maar te zwijgen). De steunmaatregelen strekken zich ook uitdrukkelijk uit tot die zzp’ers via de TOZO, een verlichte variant van de bijstand voor zelfstandigen.2 Inmiddels worden ook beleidsopties afgewogen over de TOFA, een oplossing voor flexwerkers die tussen wal en schip vallen.3
Het verleidelijk om niet verder te kijken dan de groef ‘doorgeschoten flex krijgt alle klappen en nu moet de overheid bijspringen, zie je wel!’. Dat is een te makkelijke reactie. Het steunpakket is gericht op ondernemers met en zonder personeel. Ook de NOW4 is gericht op het ondersteunen van bedrijven zodat zij niet omvallen of tot ontslag over te hoeven gaan en steunt op die manier ook werknemers. Bovendien worden alle inkomensondersteunende maatregelen betaald uit algemene middelen en niet uit de sociale verzekeringspremies. Daarnaast geldt dat in elk systeem en in elke arbeidsmarkt een onderkant bestaat. In tijden van crisis zal vrijwel altijd de onderkant de hardste klappen krijgen. Een crisis vergroot bestaande tegenstellingen uit, maar dat betekent niet dat die tegenstellingen allemaal per definitie slecht, onwenselijk of het enige probleem zijn.
Interessanter is de vraag of de wijze waarop de factor kapitaal en arbeid zich tot elkaar verhouden niet aan herbezinning toe is en zo ja, hoe dan? Dat debat vindt nu wel plaats als het gaat om de NOW: is het rechtvaardig om steun vanuit de overheid te verlenen aan bedrijven die hoge dividenden hebben uitgekeerd of profiteren van gunstige belastingregels? Interessanter is misschien nog wel de vraag wat er gebeurt aan de onderkant van de arbeidsmarkt waar de crisis juist heeft geleid tot meer vraag naar arbeid zoals in de logistiek en distributie, in het supermarktwezen en bij bezorgdiensten. Van pakketten, maar ook van maaltijden. Hetzelfde geldt voor de onderhandelingsvrijheid. Leidt de toegenomen vraag naar arbeid tot een betere onderhandelingspositie van de werkenden in deze sectoren? Vermoedelijk niet, gezien de grote afname van de vraag naar arbeid in andere sectoren en de verwachte stijging van de werkloosheid. Ook voor de allocatie op de arbeidsmarkt is deze periode interessant. Komt er mobiliteit op gang tussen krimp- en groeisectoren? En hoe ontwikkelt zich de allocatieve functie van platformen? Martijn Arets heeft een mooi overzicht gegeven van wat platformen in deze tijd doen.5 Zo blijkt dat Temper, traditioneel actief in de horeca, nu logistieke klussen aanbiedt. Werkt dit beter of anders dan het initiatief NLwerktdoor.nl van de overheid, kleinschalige initiatieven zoals www.deseizoenarbeiders.nl waarbij festivalmedewerkers worden gekoppeld aan biologische bedrijven, of de traditionele uitzendbranche? Een hypothese zou kunnen zijn dat juist bij de verschuiving van vraag en aanbod uitzendbureaus een grote rol kunnen spelen. Toch blijkt dat ook uitzendbureaus op redelijk grote schaal gebruik hebben gemaakt van de NOW: op 14 mei 2020 hadden ruim 1800 uitzendwerkgevers een NOW-voorschot aangevraagd. Het omzetverlies van deze bedrijven bedroeg gemiddeld 55%. 6 Hiermee staan uitzendbureaus in de middenmoot.
Andere vragen die zich opdringen zijn of de inzet op om- en bijscholing in het Noodpakket 2.0 effect gaan hebben of te vrijblijvend zijn en hoe uiteindelijk het moreel appel van de overheid om de generieke steunmaatregelen alleen bij noodzaak te gebruiken zullen uitpakken. Deze laatste vraag raakt aan de bredere vraag hoe het gedrag van burgers, hier meer specifiek werkgevers, werknemers en ondernemers het best gestuurd of beïnvloed kan worden: dichtgetimmerde regels, open normen of een generiek en eenvoudig systeem met een kans op misbruik die op hoop van zegen door middel van een moreel appel wordt verkleind?
Het is verleidelijk om te snel te veel te willen duiden (door Karel Smouter fraai aangeduid als ‘geestelijk hamsteren’7 ) en stokpaardjes van stal te halen en te wijzen op het eigen gelijk.8 ‘Zie je wel, flex is fout en vast is goed’; ‘zie je wel, thuiswerken gaat net zo makkelijk’, ‘zie je wel, zzp’ers kunnen helemaal niet voor zichzelf zorgen’. Verstandiger zou zijn om in deze fase zoveel mogelijk aan dataverzameling en onderzoek te doen zodat gerichter naar oplossingen kan worden gezocht. ‘Never waste a good crisis’ moet niet verworden tot een excuus om langgekoesterde al dan niet politieke wensen met nieuw elan als oplossing voor alles te presenteren.