Vroegtijdige beëindiging van pelsdierhouderijen; wat gebeurt er met de vrijkomende stikstof?
mr. P.P.A. Bodden Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) heeft op 16 november 2020 advies uitgebracht over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met de vroegtijdige beëindiging van pelsdierhouderijen1 . Aanvankelijk voorzag het wetsvoorstel tevens in een (bijzondere) salderingsregeling voor de stikstofruimte die vrijkomt bij de beëindiging van de pelsdierhouderijen. Na kritiek van de Afdeling zien de Ministers daar nu van af. Daarmee is niet gezegd dat bijzondere salderingsregels voor deze categorie stikstof van de baan zijn.
De Wet verbod pelsdierhouderij verbiedt het houden van pelsdieren. Voor pelsdierhouderijen die bij de inwerkingtreding van die wet reeds bestonden geldt dat zij hun activiteiten onder voorwaarden tot 1 januari 2024 mogen voortzetten.
Vanwege een groot aantal besmettingen van pelsdieren met COVID-19 op pelsdierhouderijen, heeft het Outbreak Management Team Zoönose gezien de onbeheersbaarheid van de uitbraak en de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid geadviseerd deze overgangstermijn in te korten. Naar aanleiding daarvan heeft het kabinet besloten om het einde van de overgangstermijn te wijzingen in de dertiende dag na inwerkingtreding van voornoemde wetswijziging. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel in het voorjaar van 2021 in werking te laten treden.
Het wetsvoorstel ging aanvankelijk echter verder dan de wijziging van de overgangstermijn. Het wetsvoorstel bevatte namelijk een salderingsregeling voor het gebruik van de door de beëindiging van de pelsdierhouderijen vrijgekomen stikstofruimte. Deze regeling week af van de provinciale beleidsregels.
De regeling maakte een onderscheid tussen interne en externe saldering.
Op grond van de voorgestelde regeling mocht (slechts) 70% van de vrijgekomen stikstofruimte worden benut voor interne saldering. 30% van de vrijkomende stikstofruimte zou worden afgeroomd en via het stikstofregistratiesysteem worden ingezet voor het vergunnen van nieuwe activiteiten in (thans) met name de bouwsector en legalisatie van onder andere de categorie ‘PAS-melders’. Op grond van de provinciale beleidsregels wordt bij interne saldering niet afgeroomd.
Wat verder aan de regeling opviel was dat de salderingsregeling geen mogelijkheid bevatte om extern te salderen2 . In het geval de stikstofruimte niet op de eigen locatie werd gebruikt, was deze vrijkomende ruimte in het geheel bestemd om via het stikstofregistratiesysteem ingezet te worden voor het vergunnen van nieuwe activiteiten of het legaliseren van bestaande activiteiten.
De Afdeling is zoals gezegd kritisch over de voorgestelde salderingsregeling. Volgens de Afdeling bestaat er op voorhand geen noodzaak om in het wetsvoorstel een specifieke afwijkende regeling voor saldering op te nemen, omdat de provincies (in nauw overleg met het rijk) voor saldering reeds beleidsregels hebben vastgesteld. Verder ontbreekt in beginsel de rechtvaardiging om pelsdierhouderijen anders te behandelen dan andere veehouderijen, aldus de Afdeling.
De Afdeling is met name kritisch over het gebruik van de vrijkomende stikstofruimte. De provinciale beleidsregels zijn gericht op de afname van de stikstofdepositie waarbij de afgeroomde stikstofruimte aldus ten goede komt aan de natuur. Op grond van de voorgestelde salderingsregeling was de vrijkomende stikstofruimte daarentegen bestemd voor het vergunnen van activiteiten. Daarmee was de regeling niet gericht op de vermindering van de stikstofdepositie, maar juist op de instandhouding van de stikstofbelasting. Dit staat volgens de Afdeling haaks op de door het kabinet voorgenomen structurele aanpak van stikstof.
De Ministers hebben naar aanleiding van het advies van de Afdeling de bijzondere salderingsregeling geschrapt. Daarmee is niet gezegd dat er voor saldering met stikstof van pelsdierhouderijen geen bijzondere regels komen. De Ministers geven aan dat de mogelijkheden worden onderzocht om via provinciale beleidsregels of op nationaal niveau alsnog beperkingen op te leggen. De Ministers formuleren het als volgt3 :
‘Het advies geeft ook geen aanleiding te veronderstellen dat het in het geheel niet mogelijk is om beperkingen te stellen aan de mogelijkheden van intern en extern salderen, ook niet indien deze deel uit maken van een verplichtende maatregelen. Indien een maatregel wordt genomen vanuit stikstofoogpunt, waarbij kan worden gemotiveerd dat deze noodzakelijk, geschikt en evenredig is in het licht van de stikstofdoelstellingen en tevens dat bij de toepassing van de maatregelen gelijke gevallen gelijk worden behandeld, acht ik dergelijke beperkingen mogelijk.’.
Het lijkt mij waarschijnlijk dat de uit het wetsvoorstel geschrapte salderingsregeling in min of meer dezelfde opzet terugkeert in de provinciale beleidsregels voor saldering. Gelet op de toelichting van de Ministers, ligt het in ieder geval voor de hand om aan te nemen dat aan het gebruik van de door de beëindiging van pelsdierhouderijen vrijgekomen stikstofruimte verdergaande beperkingen zullen worden gesteld dan die thans op grond van de provinciale beleidsregels voor veehouderijen in algemene zin gelden.
Tot dat moment is het een interessante vraag hoe de provincies omgaan met verzoeken tot saldering met stikstof afkomstig van pelsdierhouderijen. Immers, de huidige provinciale beleidsregels bevatten voor deze categorie geen bijzondere regels.