Voorwoord
mr. M. de Rijke Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.We openen deze aflevering met een onderwerp dat op dit moment de kort geding rechtspraak in energiezaken domineert: netcongestie. Kortgedingprocedures lijken niet de oplossing te bieden om stagnatie van de energietransitie door netcongestie te voorkomen zodat die oplossing in andere maatregelen moet worden gezocht. Mr George Rodenhuis geeft in zijn artikel een overzicht van diverse oplossingsrichtingen langs de drie sporen, die ook in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie zijn gevolgd: sneller bouwen (het elektriciteitsnetwerk verzwaren en uitbreiden), beter benutten (van de bestaande transportcapaciteit) en het vergroten van de flexibele capaciteit. Hij gaat daarbij ook in op de mogelijke nadelen die aan nieuwe maatregelen kleven.
In de tweede bijdrage bespreekt mr drs Sebastiaan Cnossen de Europeesrechtelijke arresten Duitsland/Commissie en ARERA van respectievelijk januari en maart van dit jaar. Het thema dat hierin wordt belicht is de ruimte die EU-lidstaten hebben om bepaalde vormen van energieopwekking en -verbruik te stimuleren zonder dat zij een maatregel ter goedkeuring moeten voorleggen aan de Europese Commissie. In beide zaken was de vraag aan de orde of sprake was van 'met staatsmiddelen bekostigde' voordelen en die voordelen daarom onder de staatsteundefinitie vielen, hetgeen volgens beide uitspraken niet het geval was. De auteur voorziet met name de ARERA uitspraak van gefundeerd kritisch commentaar.
In de jurisprudentierubriek treft u naast de gebruikelijke nationale en Europese rechtspraak een samenvatting aan van een klimaatuitspraak uit Nieuw-Zeeland inzake Smith vs Fonterra. Deze betreft de mogelijkheid voor belangenorganisaties om in Nieuw-Zeeland onder common law juridische procedures in te stellen tegen bedrijven vanwege het effect van hun activiteiten op het klimaat. Intussen hebben in Nederland in april van dit jaar de zittingen plaats gevonden in de hoger beroepsprocedure van de belangenorganisatie Milieudefensie tegen Shell over de vraag of naar Nederlands burgerlijk recht op Shell een juridisch bindende en afdwingbare verplichting rust om de door Shell gerapporteerde CO₂emissies tegen 2030 met 45% te verminderen ten opzichte van 2019. De uitspraak in het hoger beroep wordt op 12 november a.s. verwacht.
Ook het verslag van de NeVER-ledenbijeenkomst op 27 februari jl. staat in het teken van rechtspraak, nu daarin de energiejurisprudentie uit 2023 werd besproken.
Namens de redactie,
Michelle de Rijke