Voorwoord
mr. M. de Rijke Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Nu één van de klimaatdoelstellingen is dat in 2050 de gebouwde omgeving van het aardgas af is en elektrificatie als alternatief steeds vaker afstuit op netcongestie, zijn de pijlen gericht op warmte als energiebron voor ruimteverwarming en warm tapwater. We zijn in Nederland al bekend met bijvoorbeeld stadsverwarming waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van industriële restwarmte, op kleinere schaal met warmte-koudeopslag en met geothermie dat bijvoorbeeld veel toepassing vindt in de glastuinbouw.
In de tijd dat de aansluiting van gebouwen op aardgas het uitgangspunt was en een aansluiting op het warmtenet de uitzondering, is ervoor gekozen de prijs die afnemers betalen voor warmte af te stemmen op de prijs voor aardgas (het niet-meer-dan-anders- oftewel NMDA-principe). Deze aardgasreferentie is mede vanwege de fluctuerende aardgasprijs niet langer houdbaar zodat een fundamentele wetswijziging op dit punt gewenst is. Daarnaast hebben de omstandigheid dat collectieve warmtenetten op grote schaal moeten worden uitgerold en het lokale karakter van die uitrol, omdat warmte nu eenmaal niet over lange afstanden kan worden getransporteerd, ertoe geleid dat gemeenten in de nieuwe warmtewetgeving een regierol krijgen toebedeeld. Bovendien kwam de wetgever tot het inzicht dat het wenselijk is dat de meerderheid van de aandelen in warmtebedrijven in publieke handen is. Al deze nieuwe inzichten hebben hun weerslag gekregen in het voorstel voor de Wet collectieve warmte (Wcw), dat in deze NTE-aflevering het centrale thema vormt.
Mr. drs. Ideke Hasper bijt het spits af met haar inleidende artikel: "Hoofdlijnen van een stelselwijziging". Daarin wordt duidelijk dat de Wcw niet slechts aanpassingen van de huidige Warmtewet behelst, maar dat een compleet nieuwe marktordening wordt geïntroduceerd waarin collectieve warmtesystemen, kleine collectieve warmtesystemen en warmtetransportnetten worden onderscheiden, en gemeenten warmtekavels vaststellen en warmtebedrijven aanwijzen. Het artikel bevat naast een beschrijving van het nieuwe stelsel ook een toelichting op diverse keuzes, die de wetgever heeft gemaakt.
Het totstandkomingsproces van het wetsvoorstel heeft binnen de sector en bij de (lokale) overheid veel stof doen opwaaien vanwege de uiteindelijke keuze van de wetgever om voor de warmtebedrijven publiek zeggenschap voor te schrijven, waarbij private partijen wordt toegestaan een minderheidsbelang in het warmtebedrijf te houden. Mr. R.H.B. Duncker verkent in zijn bijdrage de grenzen van zeggenschap in het publiek-private warmtebedrijf en plaatst kanttekeningen bij de veronderstelde tegenstelling tussen publieke en private belangen.
Als gezegd, wordt op termijn voor de warmtetarieven het NMDA-principe losgelaten. Mr. P.E. Eijssen zet uiteen hoe deze gefaseerde ontwikkeling naar transparante, op kosten gebaseerde warmtetarieven zijn beslag krijgt in de tariefregulering in de Wcw onder de titel: "Tariefregulering onder de Wet collectieve warmte: wat staat ons te wachten?" Zij heeft bij het artikel een overzicht gevoegd waarin de voorgestelde wijzigingen in de tariefsystematiek ten opzichte van de Warmtewet in één oogopslag inzichtelijk worden.
Aangezien in de praktijk al warmtesystemen in uiteenlopende vormen en op diverse juridische grondslagen operationeel zijn, voorziet de Wcw in regels voor de overgang vanuit de Warmtewet naar het nieuwe stelsel. In hun artikel "Wegwijs in de overgang naar de Wcw" analyseren mrs. J.W. Heller en L.A.I. Franssen twee hypothetische situaties, waarbij ze beoordelen of volgens het overgangsrecht de aanwijzing als warmtebedrijf of een ontheffing van die verplichting vereist is en wat de duur van die aanwijzing of ontheffing is. De toepassing van het overgangsrecht is met schematische weergaven geïllustreerd.
Volgens de Minister voor Klimaat en Energie is de ontwikkeling van kleine collectieve warmtesystemen wenselijk en zal dit leiden tot versnelling van de warmtetransitie. Mrs. S. Simonetti en C.H.R.M. van der Hoeven beschrijven de diverse varianten van kleine collectieve systemen, die in aanmerking kunnen komen voor een ontheffing van de verplichting om te zijn aangewezen als warmtebedrijf en waarvoor een 'licht' reguleringsregime geldt. Ook gaan zij in op de ontheffingsmogelijkheid voor verhuurders en VvE's die zelf warmte leveren aan hun huurders of leden. Aan het slot van het artikel doen ze enkele aanbevelingen aan de wetgever.
Het wetsvoorstel voor de Wcw is op 19 juni 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer. Als u nog niet warm loopt voor de Wcw verschaft deze NTE-aflevering in elk geval voldoende materiaal om u alvast warm te lopen voor de beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2026.
De redactie vertrouwt u met al deze lezenswaardige artikelen in combinatie met de vertrouwde vaste rubrieken een waardige kerstaflevering aan te bieden en wenst u fijne feestdagen en een fantastisch 2025!
Namens de redactie, Michelle de Rijke