Corbeek c.s./F. van Lanschot Bankiers
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*
Van Lanschot had voor Corbeek c.s. een beleggingsvoorstel
geformuleerd op basis waarvan partijen een adviesrelatie zijn
aangegaan. Tot het voorstel behoorde het advies 55% in
aandelen te beleggen. Corbeek c.s. betoogden dat dit advies
te risicovol was gelet op de pensioendoelstelling van het te
beleggen vermogen. Het hof verwierp dit verwijt en wees
erop dat het Corbeek c.s. duidelijk had kunnen zijn dat een
eventuele pensioendoelstelling niet in het beleggingsvoorstel
was opgenomen. Daarbij kwam volgens het
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
hof dat het
voorstel niet in strijd was met een pensioendoelstelling. Ten
tijde van het uitbrengen van het advies waren Corbeek c.s.
ongeveer 50 jaar en het hof overwoog dat het niet onjuist is
de belegger te adviseren een substantieel deel van zijn
vermogen te beleggen in aandelen, indien de tijd tot het
moment waarop het pensioen zal gaan uitkeren voldoende
lang is, hetgeen hier het geval was. Het hof verwierp ook het
verwijt van Corbeek c.s. dat Van Lanschot onvoldoende
invulling had gegeven aan haar verplichting informatie
omtrent haar cliënten en hun beleggingsdoelstellingen te
vergaren. Aan het beleggingsvoorstel lag dergelijke informatie
nu juist ten grondslag en het had op de weg van Corbeek
c.s. gelegen navraag te doen bij Van Lanschot indien een en
ander uit het voorstel niet duidelijk was, zo meende het hof.
De stelling van Corbeek c.s. dat de aanvankelijke adviesrelatie
na verloop van tijd door de feitelijke invulling van de
relatie was overgegaan in een relatie van vermogensbeheer
werd door het hof eveneens verworpen, omdat Van Lanschot
geen transacties heeft uitgevoerd zonder de instemming
van Corbeek c.s. en Corbeek c.s. nu juist bewust
hebben gekozen voor een adviesrelatie omdat zij vrij wilden
zijn hun eigen beleggingsbeslissingen te nemen. Het hof
concludeerde dan ook dat de kenmerkende eigenschap van
een beheerrelatie, namelijk bevoegdheid tot het nemen van
eigenmachtige beheerbeslissingen door de beheerder, niet
aanwezig was. Voor de beantwoording van de vraag of de
bewuste adviezen gegeven hadden mogen worden geldt als
maatstaf of de adviezen door een redelijk bekwame, redelijk
handelend adviseur gegeven hadden mogen worden. Naar
de mening van het hof vloeit uit die maatstaf voort dat het
op de weg van de belegger ligt aan te geven welke concrete
adviezen niet gegeven hadden mogen worden. Aan deze
stelplicht ten aanzien van concrete adviezen hadden Corbeek
c.s. niet voldaan. Het betoog van Corbeek c.s. was van
algemene aard en kwam erop neer dat zij vrijwel altijd
handelden op advies van Van Lanschot, zodat de wijze
waarop de portefeuille zich heeft ontwikkeld geheel is toe te
schrijven aan die adviezen. Het hof oordeelde dat dit
onvoldoende concreet was en voegde daar nog aan toe dat
een tegenvallende algemene waardeontwikkeling van een
portefeuille op zichzelf nog geen goede indicatie is om te
concluderen dat de daarop betrekking hebbende adviezen
ondeugdelijk waren. Ten slotte verwierp het hof ook nog het
verwijt van Corbeek c.s. dat Van Lanschot ten onrechte het
gebruik van opties heeft geadviseerd. Het enkele feit dat Van
Lanschot Corbeek c.s. heeft geadviseerd optietransacties te
verrichten kan op zichzelf niet leiden tot aansprakelijkheid
van Van Lanschot, omdat een dergelijk advies tegen de
achtergronden van Corbeek c.s. in zijn algemeenheid niet als
ondeugdelijk kan worden aangemerkt. Ook hiervoor gold
volgens het hof dat Corbeek c.s. hebben nagelaten een
concrete opgave te doen van de transacties die niet, of niet
zonder nadere waarschuwing, hadden mogen worden geadviseerd.
Het hof bekrachtigde het vonnis waarvan appel.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.