Tijdschrift voor Financieel Recht 2007 nr. 1/2

Corbeek c.s./F. van Lanschot Bankiers

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*

Van Lanschot had voor Corbeek c.s. een beleggingsvoorstel geformuleerd op basis waarvan partijen een adviesrelatie zijn aangegaan. Tot het voorstel behoorde het advies 55% in aandelen te beleggen. Corbeek c.s. betoogden dat dit advies te risicovol was gelet op de pensioendoelstelling van het te beleggen vermogen. Het hof verwierp dit verwijt en wees erop dat het Corbeek c.s. duidelijk had kunnen zijn dat een eventuele pensioendoelstelling niet in het beleggingsvoorstel was opgenomen. Daarbij kwam volgens het

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

hof dat het voorstel niet in strijd was met een pensioendoelstelling. Ten tijde van het uitbrengen van het advies waren Corbeek c.s. ongeveer 50 jaar en het hof overwoog dat het niet onjuist is de belegger te adviseren een substantieel deel van zijn vermogen te beleggen in aandelen, indien de tijd tot het moment waarop het pensioen zal gaan uitkeren voldoende lang is, hetgeen hier het geval was. Het hof verwierp ook het verwijt van Corbeek c.s. dat Van Lanschot onvoldoende invulling had gegeven aan haar verplichting informatie omtrent haar cliënten en hun beleggingsdoelstellingen te vergaren. Aan het beleggingsvoorstel lag dergelijke informatie nu juist ten grondslag en het had op de weg van Corbeek c.s. gelegen navraag te doen bij Van Lanschot indien een en ander uit het voorstel niet duidelijk was, zo meende het hof. De stelling van Corbeek c.s. dat de aanvankelijke adviesrelatie na verloop van tijd door de feitelijke invulling van de relatie was overgegaan in een relatie van vermogensbeheer werd door het hof eveneens verworpen, omdat Van Lanschot geen transacties heeft uitgevoerd zonder de instemming van Corbeek c.s. en Corbeek c.s. nu juist bewust hebben gekozen voor een adviesrelatie omdat zij vrij wilden zijn hun eigen beleggingsbeslissingen te nemen. Het hof concludeerde dan ook dat de kenmerkende eigenschap van een beheerrelatie, namelijk bevoegdheid tot het nemen van eigenmachtige beheerbeslissingen door de beheerder, niet aanwezig was. Voor de beantwoording van de vraag of de bewuste adviezen gegeven hadden mogen worden geldt als maatstaf of de adviezen door een redelijk bekwame, redelijk handelend adviseur gegeven hadden mogen worden. Naar de mening van het hof vloeit uit die maatstaf voort dat het op de weg van de belegger ligt aan te geven welke concrete adviezen niet gegeven hadden mogen worden. Aan deze stelplicht ten aanzien van concrete adviezen hadden Corbeek c.s. niet voldaan. Het betoog van Corbeek c.s. was van algemene aard en kwam erop neer dat zij vrijwel altijd handelden op advies van Van Lanschot, zodat de wijze waarop de portefeuille zich heeft ontwikkeld geheel is toe te schrijven aan die adviezen. Het hof oordeelde dat dit onvoldoende concreet was en voegde daar nog aan toe dat een tegenvallende algemene waardeontwikkeling van een portefeuille op zichzelf nog geen goede indicatie is om te concluderen dat de daarop betrekking hebbende adviezen ondeugdelijk waren. Ten slotte verwierp het hof ook nog het verwijt van Corbeek c.s. dat Van Lanschot ten onrechte het gebruik van opties heeft geadviseerd. Het enkele feit dat Van Lanschot Corbeek c.s. heeft geadviseerd optietransacties te verrichten kan op zichzelf niet leiden tot aansprakelijkheid van Van Lanschot, omdat een dergelijk advies tegen de achtergronden van Corbeek c.s. in zijn algemeenheid niet als ondeugdelijk kan worden aangemerkt. Ook hiervoor gold volgens het hof dat Corbeek c.s. hebben nagelaten een concrete opgave te doen van de transacties die niet, of niet zonder nadere waarschuwing, hadden mogen worden geadviseerd. Het hof bekrachtigde het vonnis waarvan appel.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Gerechtshof Arnhem
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
vermogensadvies, pensioen
Bron
JOR 2006/298, rolnr. 2005/69
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/3278

Verder in 2007 nr.1/2

 Toezicht op waarborg- en garantiefondsen

Op de valreep van de behandeling van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) in de Tweede Kamer, is in het wetsvoorstel nog een opmerkelijke aanvulling gekomen, het toezicht op w...

 De betrouwbaarheidstoetsing van bestuurders van financiële instellingen door de AFM en DNB

Aan de AFM1 en DNB2 is de taak toebedeeld om toezicht te houden op de financiële markten. Zij doen dit onder meer door betrouwbaarheidseisen te stellen aan bestuurders, beleidsbepalers...

 Rondom het nieuws; Identificatie

De afgelopen jaren zijn alle cliënten door hun banken benaderd met de oproep om bij een van de kantoren langs te komen teneinde de bank de gelegenheid te geven hun identiteit (opnieuw) vast te s...

 Wetgevingsprogramma 2007 op het terrein van de financiële markten

Tijdens een door het ministerie van Financiën op 8 december van het vorige jaar gehouden feest ter gelegenheid van de totstandkoming van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) deed minister Z...